GESCHIEDVERVALSING!
Er is open gesproken over leer en prediking in de onderscheiden kerken. Met de GGN zijn drie gesprekken gevoerd. Daarbij zijn historische gebeurtenissen (onder meer die welke hebben geleid tot de scheuring in 1953) besproken. Over de gebeurtenissen in 1953 werd aan beide zijden vastgesteld dat veel dingen niet zo hadden mogen gebeuren. De commissie rapporteert: „De sterke indruk bestaat dat besluiten met een vooropgezet plan zijn doorgedrukt en dat zonder voldoende hoor en wederhoor toe te passen het besluit om dr. C. Steenblok als docent te ontslaan werd genomen.”
Van de zijde van de GGN werd gezegd dat verhoudingen reeds voor 1953 verstoord waren geraakt (mede door de problemen rond ds. R. Kok), en dat vervolgens van de opvattingen van dr. Steenblok een karikatuur werd gemaakt.
Ja, ja. Lees maar eens wat de opvattingen waren van dr Steenblok in de artikelen van mr Bart.
http://www.afwachtenofverwachten.nl/GGpositie2.htm
Tegenover deze geschiedvervalsing confronteren we allen met de eigen woorden van dr Steenblok over het recht van toegang:
“Maar … de uitwendige roeping brengt toch een recht mee; en wel een recht van aannemen of van toegang, in onderscheiding van het recht van bezit?” zo voert dr Steenblok bij een behandeling van de roeping “sommigen” sprekende in. Zijn antwoord luidt, dat er vóór de wedergeboorte geen zaligmakend recht is, “daar de Heere in de toepassing des heils aan een zondaar het zaligmakend werk pas begint met de krachtdadige roeping in de wedergeboorte, naar Zijn eeuwig voornemen.” Van dat recht van toegang blijft volgens dr Steenblok “feitelijk niets anders over dan dat het dienen moet, om de uitwendig geroepene tot nadenken te brengen of hij zó – zonder meer – wel tot God kan gaan, opdat hij langs die weg tot kennis van zijn ellende zou worden gebracht, en als een alles verbeurd hebbend zondaar genade nodig mocht krijgen.”
En:
In de negende stelling luidt het, “dat de eis van de Wet wel ieder geldt, maar dat de belofte der zaligheid in de voorstelling van het Evangelie alleen betrokken is op hen, die zich bekeren en geloven, dus op Gods uitverkoren volk.” De volgende stelling poneert, dat als onschriftuurlijk moet worden verworpen de stelling, “dat God in de aanbieding van het Evangelie allen genade zou beloven, doch dat de beloofde zaak alleen ten deel zou vallen aan hen die geloven, en aan de andere niet omdat zij haar niet willen.”
Aan de orde is ook geweest de vraag of er in 1953 sprake was van een echt leergeschil en van een wezenlijk verschil van opvatting over de prediking van het aanbod van genade.
Wat de prediking van het aanbod van genade betreft konden beide commissies zich vinden in de formulering dat in de prediking enerzijds niemand dient te worden uitgesloten van de nodiging om tot Christus te komen, en dat anderzijds gewezen moet worden op de noodzakelijkheid van het werk der wet, waardoor plaatsgemaakt wordt voor Christus.
Dat lijkt verdacht veel op de opvatting van dr Steenblok. Zijn woorden zijn à getuige:
“Vóór de wedergeboorte toch – daar gaat het hier in de uitwendige roeping om – is de mens nog niet in de staat der genade. Hij ligt onder de eis en de vloek van de Wet. Daartoe nu behoort ook de eis van bekering en geloof. De Wet is hier kenbron van ellende. Zij dient om de mens des te schuldiger te stellen. De orde in de uitwendige roeping is dus van Gods zijde deze: dat de Wet voorop gaat en dan het Evangelie volgt. En dit laatste houdt in een bekendmaken van de weg der zaligheid in Christus; een voorstellen, Rom. 3:25, of voordragen, Gal. 3:1, kantt. 5; of aanbieden van en nodigen tot Hem, met een belofte van zaligheid voor hen, die door genade zich bekeren en geloven.”
Dus voor de ontdekking en levendmaking uit de wet geen Evangelie!
De commissie KEV concludeert dat er inhoudelijk op grond van Schrift en belijdenis met de GGN een grote mate van overeenstemming bestaat over de inhoud van de beloften en over het functioneren daarvan in de prediking. Hetzelfde geldt ten aanzien van de prediking van het aanbod van genade.
Ja, ja, voor Christus (lees: de prediking van het Evangelie) moet plaatsgemaakt worden. Ja, ja, en dan nog beweren: wij zijn niet veranderd, maar de bezwaarden!
Uit de gesprekken met de GGN is gebleken dat verdergaande samenwerking wordt bemoeilijkt door verschillen in opvatting. Door de GGN is opgemerkt dat er binnen de Gereformeerde Gemeenten in toenemende mate verschillen aangaande leer en prediking ontstaan. „Binnen de Gereformeerde Gemeenten wordt over belangrijke zaken niet eensluidend gedacht.” Dat doet hen gereserveerd staan ten aanzien van verdergaande vormen van samenwerking.
Dat is dan toch de vrucht van het werk van de bezwaarden. Waarvoor God zij gedankt!
[Aangepast op 17/05/04 door Polemicus]