Maanenschijn schreef:@Herman, is deze stellingname (platgeslagen: alles wat we tussen ochtendgebed en avondgebed doen, is geheiligd) niet wat te krap?
De tekst 1 Korinthe 10 vers 31 geeft richting aan ons handelen als het handelen, denken en doen binnen de Godvrezende gezindheid van het hart. Daarin bestaat een zekere vrijheid en nuchterheid.
Toch meen ik dat die gezindheid meer is dan wat jij aangeeft. De gezindheid is meer een doordrenkt zijn van ons handelen, met het besef tot eer van God te zijn geschapen als zondeloos, maar gevallen mens, waarin wij allen (in God oog) kunnen terugkeren achter het kruis van Christus. In dat licht is het genoemde boek mogelijk wel een aansporing om ons meer bewust te zijn van de tegenwoordigheid van de Drie-enig God en ons lichaam als tempel van de Heilige Geest.
Aversie tegen vergeestelijking en een voorkeur voor nuchterheid zijn mij niet vreemd, maar jouw kader vind ik dan toch net wat te mager.
Mijn opmerking is inderdaad erg krap. Ik meen namelijk niet dat je in de tussentijd naar eigen inzichten kunt leven. Maar doorgaans functioneer je dan binnen de maatschappelijke kringen, waarin we bij de tweede tafel van de wet uitkomen. Dat is wat mij betreft de eerste fase van de christelijke levensinvulling. Dus gewoon handelen overeenkomstig Gods geboden.
Een tweede is dat we ons wel hebben te verhouden tot een God die ver in majesteit boven ons is verheven. Dus als we tot Hem naderen in het gebed dan vinden we het belangrijk daar een goede gestalte bij te hebben en zoeken een aparte omgeving voor rust. Dat is wat mij betreft een belangrijke christelijke deugd, in plaats van Hem binnen te halen in de platvloersheid van alle dag. Tegelijkertijd wil ik het bidden met de pet op niet veroordelen.
We hebben ons ook wat te hoeden voor een pantheïstische gedachte dat God in alle dingen aanwezig is. De formuleringen die ik hierover langs heb zien komen, geven tot deze waarschuwing aanleiding.
Tegelijkertijd wil ik mijn opmerkingen ook nuanceren. Onlangs las ik
dit verhaal op de weblog van ds. P. de Vries en daar blijkt ook dat beelden uit het dagelijkse leven in geloof een voorafschaduwing zijn van het hemelse leven.