Dus, er is ter linkerzijde in christelijk NL sprake van juichend christendom in de ogen van mensen ter rechterzijde van christelijk NL. In de zondagse preek en in (kerkelijke) bladen moet vervolgens het niet aanwezige of niet meelezende juichend christendom ter linkerzijde worden gewaarschuwd.GerefGemeente-lid schreef:Jawel. Maar dat juichend christendom waar Paulus deel van uitmaakt, heeft ook leren wenen over de zonden. En volgens mij doelt @Adagio daar ook op.Ditbenik schreef:Dat maakt nogal een verschil met waar de discussie overging. Daarin ging het over voorgangers die vertellen hoe slecht anderen wel niet zijn.Adagio schreef:Paulus spreekt anders onbekommerd over 'hun', 'het juichend christendom', en hij sluit zichzelf in: "Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben tevoren beschuldigd beide Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn".Ditbenik schreef:Die hoorders voorhouden dat anderen het allemaal op zak hebben, een juichend christendom zijn en over het stuk van de ellende heen springen, creëert alleen een derde weg. "Wij zijn immers echt wel beter dan die mensen die dat allemaal denken."
en dan geeft hij het portret:Als hij dan de Romeinenbrief vervolgt met de rechtvaardiging door het geloof, wordt dat laatste een genadegift. Die tegenstelling is een door God geschonken wonder (Hij heeft gedacht aan Zijn genade "om te verschijnen dengenen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods").
- "Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen" "Wij weten nu dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot degenen die onder de wet zijn; opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij."
Verder schrijft Paulus een brief en dat is wat anders een preek en haal jij onderwerpen uit de brief die in de discussie niet aan de orde waren. Als je even verder leest zie je dat Paulus ook behoort tot het juichend christendom.
Datheen zingt er van: Blijdschap komt na veel smarten, allen oprechten harten (Psalm 97: 7, berijmd).
Het grote gevaar wat vandaag de dag volgens sommigen hier niet meer mag worden benoemd, is dat er ook een leer verkondigd wordt waardoor er een christendom ontstaat wat wel juicht, maar nog nooit met het hart heeft geweend.
En daar moet terecht tegen gewaarschuwd worden. Dat is niet naar de mens, maar wel naar Gods Woord.
Kan het zijn dat dan eigenlijk vooral het potentieel juichend christendom ter rechterzijde gewaarschuwd wordt om ze zo vooral ter rechterzijde te houden?
Nog een vraag: Wie heeft het mandaat om te bepalen of er sprake is van juichend christendom? Op basis van welke kenmerken gebeurt dat?