Het betreft:
... dit bericht van TSD (onderstreping van mij):
... dit bericht van Valcke:TSD schreef:Ik heb bewust tot nu toe niet gereageerd op dit stukje. Eenvoudigweg omdat het een klein citaat is uit een hele preek en ook nog eens in reactie op ds. van den Brink. Om op basis hiervan conclusies te gaan trekken over de prediking van Ds. Verschuure, dan zijn we toch echt wel zéér onzorgvuldig bezig.
De kerkgeschiedenis leert dat reactie-prediking vaak op de een of andere manier zelf ontspoorde. Ik vind het lastig om elke wijze van zeggen van deze predikant te gaan ontleden met de vraag of ik het zelf ook zo zou zeggen, ik voel me daartoe niet geroepen en ook niet bekwaam, ik ben geen predikant of theoloog. Voor mij is Ds. Verschuure in de 1e plaats een Godsgezant en daarmee zeg ik niet dat er niets gezegd mag worden van zijn prediking, maar voor mezelf vind ik grote terughoudendheid wel gepast.
Om dan toch iets te zeggen:
Gods geopenbaarde wil is dat Hij geen lust heeft in de dood van de goddeloze, maar daarin dat deze zich bekeert en leeft.
Gods geopenbaarde wil is dat Hij alle einden van de aarde oproept om zich tot Hem te wenden en behouden worden.
Gods geopenbaarde wil is dat een iegelijk die in de Zoon gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe.
En dat alles is natuurlijk welgemeend, het zou godslasterlijk zijn om dat in twijfel te trekken. God meent wat Hij zegt en Hij zegt ergens anders dat Hij nooit heeft gezegd: zoekt Mij tevergeefs.
Tegelijkertijd weten we dat er een verkiezing is, dat het geloof een gave is en dat God die gave niet aan allen schenkt, maar alleen aan hen die Hij van eeuwigheid heeft verkoren. Ook weten we dat God alles doet wat Hij wil. Dat zijn twee zaken waar ik met mijn verstand niet uit kom en eigenlijk wil ik dat ook helemaal niet. Dus dat ds. Verschuure nu zo'n zin zegt in reactie op ds. van den Brink, gesproken vanuit Gods eeuwige Raad en verkiezing, kan ik daarom niet als onbijbels zien, ook hier moet je natuurlijk de context wel blijven zien. Wel vraag ik me af of dit nu een plaats moet hebben in de prediking, in dat opzicht voel ik met Pierre mee die zich ook in soortgelijke bewoordingen uit liet, volgens mij (tenzij ik hem verkeerd begrepen heb).
... en deze, volgens mij genegeerde, opmerking van Bertiel:Valcke schreef:1. De prediking van de verzoening is inderdaad de hoofdzaak. Maar welke verzoening? Niet dat God alle mensen met Zich verzoend heeft. Ook de apostel Paulus en Petrus spreken voortdurend over Gods verkiezing en de particuliere verzoening. Een algemeen aanbod en particuliere verzoening moeten dus wel van elkaar worden onderscheiden, maar nooit (volstrekt) gescheiden.
2. Ik begrijp volstrekt niet waarom je toevoegt dat een prediker Gods verborgen wil niet mag toepassen op iemand persoonlijk. Gebeurt dit dan? Is dat überhaupt relevant in deze discussie?
Wat mij betreft, focust de discussie zich op de vraag: wat moet/mag een prediker verkondigen?Bertiel schreef:Moet deze dogmatiek in de bediening der verzoening komen?
Of komt daar Gods geopenbaarde wil in naar voren, dat Hij geen lust heeft in de dood van de goddeloze?
Ik zal eerst mijn uitgangspunt geven, om te voorkomen, dat ik steeds een topje van de ijsberg laat zien, terwijl je niet weet wat mijn visie is.
Mijn uitgangspunten zijn de HC vraag en antwoord 84:
En de paragrafen 2 en 3 van hoofdstuk 1 van de DL:84 Vr. Hoe wordt het hemelrijk door de prediking des Heiligen Evangelies ontsloten en toegesloten?
Antw. Alzo, als, volgens het bevel van Christus, aan de gelovigen, allen en een iegelijk, verkondigd en openlijk betuigd wordt dat hun, zo dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtiglijk al hun zonden van God, om der verdiensten van Christus wil, vergeven zijn; daarentegen allen ongelovigen, en die zich niet van harte bekeren, verkondigd en betuigd wordt dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zolang als zij zich niet bekeren; naar welk getuigenis des Evangelies God zal oordelen, beide in dit en in het toekomende leven.
Verder zie ik als kader DL hoofdstuk 1 paragraaf 14 (onderstreping van mij):2 Maar hierin is de liefde Gods geopenbaard, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe (1 Joh. 4:9; Joh. 3:16).
3 En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap tot wie Hij wil en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, den Gekruisigde. Want hoe zullen zij in Hem geloven van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? (Rom. 10:14, 15).
Concreet betekent dat voor mij, dat een preek oproept tot geloof en bekering, de goddeloze het verderf wordt aangezegd, tenzij hij zich bekeert (HC 84), en de gelovige opgeroepen wordt om in Gods weg te blijven en vruchten van geloof en bekering voortbrengt.14 Voorts, gelijk deze leer van de Goddelijke verkiezing, naar Gods wijzen raad, door de profeten, Christus Zelven en de apostelen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament gepredikt is, en daarna in de Heilige Schriften voorgesteld en nagelaten, alzo moet zij ook ten huidigen dage, te zijner tijd en plaats, in de Kerke Gods (dewelke zij bijzonderlijk is toegeëigend) voorgesteld worden, met den geest des onderscheids en met godvruchtige eerbiedigheid, heiliglijk, zonder nieuwsgierige onderzoeking van de wegen des Allerhoogsten, ter ere van Gods heiligen Naam en tot een levendigen troost van Zijn volk (Hand. 20:27; Rom. 12:3 en 11:33, 34; Hebr. 6:17, 18).
De verborgen dingen, zoals de verkiezing (en ook voorzienigheid) worden wel verkondigd, maar zoals DL hs. 1 par. 14 zegt: 'tot troost van Gods volk en verschrikking van de goddelozen', maar niet (lees: nooit) als drempel voor mensen, en zeker niet om daarmee een groep aan te spreken (dit in antwoord op Valcke).
Als je namelijk tegen iemand zegt, dat hij mogelijk niet uitverkoren is (dat is misschien wel zo, maar dat weet je als prediker niet), ondergraaf je de oproep tot geloof en bekering, en maak je iemand mismoedig of juist overmoedig (wat kan mij het schelen, ik ga toch verloren; of: de kans dat ik verkoren ben is zo klein, dat zal wel niet).
Net zo als je tegen iemand preekt dat hij niet mag stelen, maar tegelijkertijd erachter zegt: maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de kans aanwezig is dat u in Gods voorzienigheid toch wél gaat stelen.