Gelezen (geloofsopbouwend)
- Maanenschijn
- Berichten: 4792
- Lid geworden op: 01 jan 2016, 14:33
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
[quote=]‘Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. Want de Schrift zegt tot Faraö: Tot ditzelve heb Ik u verwekt, opdat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en opdat Mijn Naam verkondigd worde op de ganse aarde. Zo ontfermt Hij Zich dan, diens Hij wil, en verhardt, dien Hij wil. Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan? Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengenen, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt? Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken, het éne vat ter ere, en het andere ter onere?’
ROMEINEN 9:16-21 [/quote]
In al het tekstueel geweld over we of niet kunnen, wel of niet moeten, wel of niet mogen trof mij bovenstaande stukje uit de Bijbel die volgens mijn leesplan deze morgen aan de beurt was. Wat een troost, wat een God verheerlijkende vrijmacht spreekt hier uit.
ROMEINEN 9:16-21 [/quote]
In al het tekstueel geweld over we of niet kunnen, wel of niet moeten, wel of niet mogen trof mij bovenstaande stukje uit de Bijbel die volgens mijn leesplan deze morgen aan de beurt was. Wat een troost, wat een God verheerlijkende vrijmacht spreekt hier uit.
Wie lege handen heeft, kan ze altijd vouwen.
- Delftenaar
- Berichten: 1550
- Lid geworden op: 07 jul 2017, 21:20
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Na de lunchpauze heb ik altijd de gewoonte om een psalm te lezen (tussen zeg maar het werk door werkt dat het beste).
Vanmiddag trof mij psalm 65 (excuus dat ik NBV 21 citeer): 'worden onze zonden mij te zwaar: U neemt weg wat wij misdeden".
Eigenlijk het Evangelie in een zin samengevat (zonder expliciet het offer van Christus aan het kruis te noemen).
Vanmiddag trof mij psalm 65 (excuus dat ik NBV 21 citeer): 'worden onze zonden mij te zwaar: U neemt weg wat wij misdeden".
Eigenlijk het Evangelie in een zin samengevat (zonder expliciet het offer van Christus aan het kruis te noemen).
- J.C. Philpot
- Berichten: 9410
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Ds. W. Guthrie schreef:Het is een heerlijke, Goddelijke openbaring aan de ziel, Gods liefde uitstortende in het hart. Het is een zaak die beter te gevoelen dan te bespreken is. Het is geen hoorbare stem; maar het is een golf van heerlijkheid, die de ziel met God vervult, zoals Hij leven, licht, liefde en vrijheid is, hebbende in zich de kracht van die hoorbare stem: O, gij zeer gewenste man, Dan. 9 : 22 en 23, stellende de mens die het ondervindt in verrukking en vervoering als buiten zichzelf, met de woorden in zijn hart: het is goed hier te zijn, gelijk Petrus zeide, Matth. 17 : 4.
Het is datgene wat van Christus uitging tot Maria, als Hij haar naam noemde, Joh. 20 : 16. Hij had al eerder enige woorden tot haar gesproken, doch zij verstond het niet, dat Hij het was. Maar toen Hij dit ene woord sprak: Maria, toen werd er een wonderbare Goddelijke toevoering en openbaring gemaakt aan haar hart, waardoor zij zo volkomen naar wens vervuld werd, dat er geen plaats was voor redenering en tegenspraak, of Hij Christus was al of niet, en of zij wel enig deel aan Hem had. Die openbaring maakte geloof voor haarzelf en is van even gelijke kracht als het woord: Dus spreekt de Heere.
Dit is zulk een glans van heerlijkheid, dat het in de hoogste zin mag genoemd worden een onderpand of de eerstelingen van de erfenis. Want het is een gevoelen van de arm van de heilige God, die de gelovige bijna geheel Zijn beeld gelijkvormig maakt, hem zodanig verrukkende, dat hij alles vergeet, behalve de tegenwoordige openbaring. 0, hoe heerlijk is die openbaring des Geestes! 't Geloof klimt hier tot zulk een volle verzekerdheid op, dat het zich ten enenmale uitlaat in gevoelige omhelzingen Gods. Dat is de zaak die het best de naam verdient van gevoelige tegenwoordigheid.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
- J.C. Philpot
- Berichten: 9410
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Geautomatiseerde vertaling van:Ds. J. Owen schreef:Ten derde, enig geloof, vertrouwen of vertrouwen dat absoluut te scheiden is van alle andere genaden, is niet denkbaar. Sommigen hebben gezegd: "mensen kunnen geloven en hun vaste vertrouwen in Christus stellen voor het leven en zaligheid, en toch niet gerechtvaardigd zijn.” Dit is een standpunt dat zo destructief is voor het evangelie, en zo schandalig, en zo'n uitdrukkelijke ontkenning van het verslag dat God heeft gegeven over zijn Zoon Jezus Christus, dat ik me afvraag of iemand van nuchterheid en geleerdheid voor de gek gehouden zou kunnen worden om het te geloven.
Thirdly, any faith, trust, or confidence that is absolutely separable from all other graces cannot be imagined. Some have said, “men may believe, and place their firm trust in Christ for life and salvation, and yet not be justified.” This is a position so destructive to the gospel, and so scandalous, and such an express denial of the record that God has given concerning his Son Jesus Christ, that I wonder if any person of sobriety and learning could be fooled into believing it.
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
ds E. van Meer schreef: “En Henoch wandelde met God” Genesis 5 :22. (Hooglied 5:6b).
In de brief van Judas staat, dat Henoch de zevende van Adam was. Dat heeft een bedoeling. Gelijk de sabbat de zevende in de rij der dagen was, zo was Henochs leven een sabbatsleven in de reeks der geslachten, want hij wandelde met God. De profeet Amos vroeg: “Zullen twee tezamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn?”
De Heere en Henoch zijn ook bijeengekomen en dit is niet van Henoch uitgegaan, want er is niemand, die van nature God zoekt.
De goedertierenheid des Hemels is eenzijdig: wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Wanneer is de Heere samengekomen met Henoch? De geschiedenis geeft ons een aanwijzing. Wij lezen: “Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methusalach; en Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach gewonnen had, drie honderd jaren.” De geboorte van Methusalach is dus kennelijk een keerpunt in zijn bestaan geweest; vóór dien “leefde” hij, na dien was zijn leven “wandelen met God.” Nadere bijzonderheden ontbreken.
Het is mogelijk, dat de patriarch in de maanden, dat het kind verwacht werd, vele gebedswerkzaamheden kreeg aan de Troon der genade en in die weg dicht tot de Heere werd getrokken. Het is ook mogelijk, dat de geboorte van Methusalach deed vrezen voor het behoud van moeder en kind; als een waterstroom liep Henoch in zijn benauwenissen de Heere aan en toen de uitkomst verblijdend was, werd het: “Ik zal, nu ik mag ademhalen na zoveel bangen tegenspoed, al mij geloften U betalen, U, Die in nood mij hebt behoed.”
Nog eens, het was geen vrucht van eigen akker, dat Henoch wandelde met God; de Heere nam hem in Zijn verkiezende genade bij Zich, bond hem door de Heilige Geest aan Zich en de geboorte van het jongske was daartoe het middel, de tweede oorzaak.
Wandelen met God - wat is dat innig! Tot Abraham werd gezegd: “Wandel vóór Mijn Aangezicht en wees oprecht.” Abraham ging vóór de Heere uit en was alzo onder Gods ogen, binnen het bereik van Zijn helpende handen. Tot Israël zeide Mozes: “Den Heere uw God zult gij navolgen.“ Jehovah ging voorop en het volk zou ootmoedig achter de Koning lopen, om veilig te zijn onder Zijn leiding. Maar bij Henoch was het nog rijker: hij ging niet vóór de Heere uit of achter Hem aan, neen, hij ging naast de Heere, aan Zijn zijde, hij wandelde met God. Och, als de Heere hem niet had vastgehouden, ware zelfs een Henoch, door zijn vlees verleid, afgeweken; maar de onweerstandelijke genade bewaarde hem voor uitvallen.
Is het niet om jaloers te zijn op zulk een sabbatsleven, vol verheerlijking Gods, en daarom ook vol vrede en rust? Henochs “leven” werd tot “wandelen met God”, maar zo werd ook zijn ”sterven” iets anders: “hij was niet meer, want God nam hem weg”. In Hebr. 11 wordt verklaard: “Door het geloof is Henoch weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien.” Met zijn God wandelde hij voort, van de aarde weg, naar het Huis van zijn Vriend en hij zag geen dood, geen verderving, hij zag enkel eeuwig leven en zaligheid. Gelijk de Christgelovigen, ten jongste Dage nog overig gebleven op de wereld, in een punt des tijds veranderd zullen worden, zo is Henoch opgenomen, wijl hij Gode behaagde. De Heere geve, dat wij in leven en in sterven op Zijn in Christus verkoren begenadigde knecht mogen gelijken.
Auteur: wijlen ds. E. van Meer (1891-1954)
Bron: website HHK te Vriezenveen
© -DIA- 33.330 || 16 Years of Struggle (03.10.2008-31.10.2024)
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Philpot schreef:
Doch roepende tot de Heere, in de benauwdheid die zij hadden, verloste Hij hen uit hun angsten.
Psalm 107:13
Sommige van Gods kinderen denken dat ze slechts hoeven te smachten, en dat zodra ze smachten de zegen wel komt; dat ze alleen maar hoeven te dorsten, en dat zodra ze dorsten, God hun zeker een voorraad zal sturen. Maar dit is niet zo. Honger en dorst moeten eerst een bepaalde werkzaamheid hebben. Wat is deze werkzaamheid? Hun zielen in hen te overstelpen; ze van alle geestelijke kracht beroven en ze verzwakken tot verhongeren toe. En wees er zeker van dat u nooit echt honger en dorst hebt geleden als uw ziel nooit overstelpt is geweest: overstelpt door de zwakheid die is voortgekomen uit het afwijzen van geestelijk voedsel – overstelpt vanwege de moeilijkheden die u hebt moeten doorstaan — overstelpt door de lasten die op uw schouders zijn gelegd — overstelpt door het woeste en smalle pad waarlangs u hebt moeten reizen. Wat zijn vele van Gods kinderen tot dit punt gebracht waarop ze alles als verloren moeten opgeven! Wat zijn er vele in wanhoop verzonken omdat de Heere hun geen aandacht schenkt als ze Zijn Naam aanroepen — dat Hij niet tot hun zielen spreekt, ofschoon ze Hem zo vaak hebben gesmeekt te luisteren en te antwoorden – dat Hij niet de lasten van hun schouders wil afnemen waaronder ze wegzakken – dat Hij hun niet die bewijzen, getuigenissen en glimpen wil geven waarnaar hun hart snakt! Maar de Heere heeft met dit alles een bijzondere bedoeling. Het is Zijn oogmerk dat hun zielen in hen overstelpt raken. Dit was het geval bij Jona. ‘Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan de Heere, en mijn gebed kwam tot U, in de tempel Uwer heiligheid’ (Jona 2:7) . We moeten tot de rand van uitputting worden gebracht. En net zo is het met geestelijke honger en dorst; ze moeten doorgaan tot de ziel uitgeput is; dit is de bedoeling ervan. Tot de ziel uitgeput is, wil zij geen steun; de eeuwige armen worden versmaad — op het hart van Jezus wordt niet gesteund.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Het klinkt wel hard, dat Christus velen in I s r a e l tot een val gezet is. Dat van het volk Gods velen zich aan Christus ergeren en over hem vallen, is voor menigeen, die met het getuigenis van het geloof komt en Israels zaligheid van harte begeert, een harde aanvechting. In het begin kan men het niet geloven, dat Gods volk tegen Christus vijandig kan zijn, en als men dat ondervindt, denkt men uitgesloten te zijn van het volk Gods. Tot de kinderen der verkeerdheid zegt de duivel: "gij zijt Godes"; en tot de kinderen der gerechtigheid: "gij zijt des duivels".
Het woordje "i n Is r a e I" zij ons tot waarschuwing, opdat wij ons daarop niet te goed doen, dat wij ,,I s r a e l" zijn, als wij de gerechtigheid ter zijde stellen, om onszelf te heiligen; daarentegen moeten wij ter harte nemen, wat Christus is voor degenen, die terneder liggen,
want hier geldt de uitverkiezing Gods.
Dr. H.F. Kohlbrugge
Het woordje "i n Is r a e I" zij ons tot waarschuwing, opdat wij ons daarop niet te goed doen, dat wij ,,I s r a e l" zijn, als wij de gerechtigheid ter zijde stellen, om onszelf te heiligen; daarentegen moeten wij ter harte nemen, wat Christus is voor degenen, die terneder liggen,
want hier geldt de uitverkiezing Gods.
Dr. H.F. Kohlbrugge
- J.C. Philpot
- Berichten: 9410
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Draag dit als een regel met u, en onthoud het goed, dat hoe minder zekerheid u hebt, hoe kostbaarder uw gehoorzaamheid is, en hoe welwillender God het u in handen neemt. Het is geen moeite voor een man om te schrijven en te werken bij daglicht, of bij kaarslicht - maar voor een man om te schrijven of te werken in het donker is moeilijk. Zo is het ook, in vergelijking, voor een man geen probleem om te bidden en geestelijk te werken als hij in het licht is, maar voor een arme ziel om te bidden, naar God toe te werken en gehoorzaam te zijn als hij in het donker is, zonder zekerheid van de liefde van God - dat is iets anders. Ik beken inderdaad dat hoe meer zekerheid u hebt, hoe vollediger uw gehoorzaamheid zal zijn; maar hoe minder zekerheid u hebt, hoe oprechter uw gehoorzaamheid zal zijn. Ieder kind zal zijn vader dienen voor zijn deel, en voor zijn erfenis. Maar wanneer een kind twijfelt aan de liefde van zijn vader, ja, wanneer een kind zal besluiten en zeggen: "Ik weet dat mijn vader mij zal onterven; ik weet dat mijn vader mij niets zal schenken, maar ik zal hem toch dienen omdat hij mijn vader is"; zullen dan niet alle mensen zeggen: "Hier is oprechtheid in dit kind"?
Zo is het ook tussen God en u. Het is goed voor een christen om te allen tijde gehoorzaam te zijn, en hoe meer zekerheid u hebt, des te meer bent u verplicht te gehoorzamen. Maar vreest uw ziel dat God u zal onterven, en toch zegt u: "Hoe het ook zij, ik zal God gehoorzamen, want Hij is mijn Vader; al kan ik Hem niet zien, toch zal ik Hem dienen; en al heb ik geen troost van God, toch zal ik Hem gehoorzaam zijn, want het is mijn plicht, Hij is mijn Vader"? De Heere zal dit vriendelijk van u aannemen, en wat u ontbreekt in de grootheid van uw gehoorzaamheid zal worden goedgemaakt in de echtheid ervan.
Waarom mist gij dan de zekerheid van Gods liefde? Troost u hiermee, en zeg in uw ziel: "Welnu, hoewel het mij aan zekerheid ontbreekt, hoop ik door genade dat ik in zekere mate gehoorzaam ben, en hoe minder zekerheid ik heb, des te welwillender neemt God mijn gehoorzaamheid aan. En waarom zou ik daarom ontmoedigd of terneergeslagen zijn?" Denk, en denk dikwijls aan deze regel, en het zal u helpen gehoorzaam te zijn, en ook uw harten op te beuren in het gebrek aan zekerheid.
Bron: William Bridge, A Lifting Up for the Downcast
Zo is het ook tussen God en u. Het is goed voor een christen om te allen tijde gehoorzaam te zijn, en hoe meer zekerheid u hebt, des te meer bent u verplicht te gehoorzamen. Maar vreest uw ziel dat God u zal onterven, en toch zegt u: "Hoe het ook zij, ik zal God gehoorzamen, want Hij is mijn Vader; al kan ik Hem niet zien, toch zal ik Hem dienen; en al heb ik geen troost van God, toch zal ik Hem gehoorzaam zijn, want het is mijn plicht, Hij is mijn Vader"? De Heere zal dit vriendelijk van u aannemen, en wat u ontbreekt in de grootheid van uw gehoorzaamheid zal worden goedgemaakt in de echtheid ervan.
Waarom mist gij dan de zekerheid van Gods liefde? Troost u hiermee, en zeg in uw ziel: "Welnu, hoewel het mij aan zekerheid ontbreekt, hoop ik door genade dat ik in zekere mate gehoorzaam ben, en hoe minder zekerheid ik heb, des te welwillender neemt God mijn gehoorzaamheid aan. En waarom zou ik daarom ontmoedigd of terneergeslagen zijn?" Denk, en denk dikwijls aan deze regel, en het zal u helpen gehoorzaam te zijn, en ook uw harten op te beuren in het gebrek aan zekerheid.
Bron: William Bridge, A Lifting Up for the Downcast
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
- J.C. Philpot
- Berichten: 9410
- Lid geworden op: 22 dec 2006, 15:08
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Markus 9 vers 24b: ‘Ik geloof, Heere, kom mijn ongeloof te hulp’
‘Het is een zwaar stuk om van harte te geloven, dat God zonden vergeeft, het te geloven met
toepassing op zichzelf en met een goed geweten het voor God te weten: ook mijn zonden; het
is een zwaar stuk om te geloven dat God alle zonden vergeeft, en het allerzwaarste stuk: dat
God zonden vergeeft alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, en dus op die enige
grond te blijven rusten, op dat ene punt altijd de ogen gericht. Het hart gaat steeds weer langs
deze kern heen. (...) Het zaligmakende geloof bevat in zich boete en bekering, een waar berouw,
een ongekunsteld bedenken van zijn zonden, van zijn vloek- en doemwaardigheid. Men gevoelt
daar zijn dood, en er ligt diep in het hart een sidderen en beven voor de hoge Majesteit Gods,
en de bede komt daar uit het diepst van een verslagen hart en van een verbrijzeld gemoed op:
“O Heere, straf mij niet in Uw toorn en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!” Dan gevoelt de
gelovige de pijlen van Gods gericht wel in zijn binnenste en het wordt ook een behoefte van de
ziel dat God genoegdoening krijgt vanwege de misdaad en overtreding, en dat aan de Wet
voldaan wordt. Maar ziet, het ware geloof weet God niets tot genoegdoening te brengen;
immers, wat gebracht zal worden, moet voor God eeuwig geldende waarde hebben.
In die nood wordt voor het zielsoog van het ware geloof de genoegdoening onthuld, die aan God
door Christus is aangebracht, de gerechtigheid, die alleen voor God geldt, door Christus teweeg
gebracht, de levendmakende en heiligende Geest, door Hem verworven. Zo wordt Christus
geopenbaard als Degene Die de straf draagt, de schuld uitdelgt, als Die tot “zonde” gemaakt is
tegen de zonde, Die een “vloek” geworden is tegen de vloek, Die “de dood” tegen de dood is,
en de “verzoening” tegen de eeuwige toorn van God vanwege de zonde. Het ware geloof is er
dadelijk op uit, deze genoegdoening voor zich te vinden, deze gerechtigheid en heiligheid van
Christus voor zichzelf te hebben. Het valt voor God in de schuld, belijdt de eeuwige dood
verdiend te hebben en vindt en krijgt en neemt met beide handen aan en omarmt met de armen
van het hart de Borg, met alles wat Hij voor een dood- en doemschuldige is en blijft. (...)
Wat is dus de gedurige werkzaamheid van het zaligmakend geloof? Christus in het geloof
aannemen en telkens opnieuw aannemen en bij nieuwe gelegenheden opnieuw omhelzen.
Alleen in de ontferming van God en in de genade van de Heere Jezus, alleen in de Persoon van
Christus ziet het geloof dat, wat waarde en duurzaamheid heeft. Buiten God heeft niets voor het
geloof enige waarde of duur. Alleen de Heere kán en de Heere móet ook het enig Al en
algenoegzaam Deel voor de verloste ziel zijn. Daarom is ook het allerheiligste verzoenende en
plaatsvervangende lijden en sterven van de Heere Jezus de enige troost van de gelovige tegen
de zonde. In Zijn gerechtigheid wil hij alleen gerechtvaardigd zijn, uit vrije genade. En tot dit alles
nu dringt alleen de liefde van Christus. Zo heeft het zaligmakend geloof niets op het oog dan de
Heere, Zijn genade, Zijn lof, de eer van Zijn Naam.’
Ds. H.F. Kohlbrugge
‘Het is een zwaar stuk om van harte te geloven, dat God zonden vergeeft, het te geloven met
toepassing op zichzelf en met een goed geweten het voor God te weten: ook mijn zonden; het
is een zwaar stuk om te geloven dat God alle zonden vergeeft, en het allerzwaarste stuk: dat
God zonden vergeeft alleen om het lijden en sterven van Jezus Christus, en dus op die enige
grond te blijven rusten, op dat ene punt altijd de ogen gericht. Het hart gaat steeds weer langs
deze kern heen. (...) Het zaligmakende geloof bevat in zich boete en bekering, een waar berouw,
een ongekunsteld bedenken van zijn zonden, van zijn vloek- en doemwaardigheid. Men gevoelt
daar zijn dood, en er ligt diep in het hart een sidderen en beven voor de hoge Majesteit Gods,
en de bede komt daar uit het diepst van een verslagen hart en van een verbrijzeld gemoed op:
“O Heere, straf mij niet in Uw toorn en kastijd mij niet in Uw grimmigheid!” Dan gevoelt de
gelovige de pijlen van Gods gericht wel in zijn binnenste en het wordt ook een behoefte van de
ziel dat God genoegdoening krijgt vanwege de misdaad en overtreding, en dat aan de Wet
voldaan wordt. Maar ziet, het ware geloof weet God niets tot genoegdoening te brengen;
immers, wat gebracht zal worden, moet voor God eeuwig geldende waarde hebben.
In die nood wordt voor het zielsoog van het ware geloof de genoegdoening onthuld, die aan God
door Christus is aangebracht, de gerechtigheid, die alleen voor God geldt, door Christus teweeg
gebracht, de levendmakende en heiligende Geest, door Hem verworven. Zo wordt Christus
geopenbaard als Degene Die de straf draagt, de schuld uitdelgt, als Die tot “zonde” gemaakt is
tegen de zonde, Die een “vloek” geworden is tegen de vloek, Die “de dood” tegen de dood is,
en de “verzoening” tegen de eeuwige toorn van God vanwege de zonde. Het ware geloof is er
dadelijk op uit, deze genoegdoening voor zich te vinden, deze gerechtigheid en heiligheid van
Christus voor zichzelf te hebben. Het valt voor God in de schuld, belijdt de eeuwige dood
verdiend te hebben en vindt en krijgt en neemt met beide handen aan en omarmt met de armen
van het hart de Borg, met alles wat Hij voor een dood- en doemschuldige is en blijft. (...)
Wat is dus de gedurige werkzaamheid van het zaligmakend geloof? Christus in het geloof
aannemen en telkens opnieuw aannemen en bij nieuwe gelegenheden opnieuw omhelzen.
Alleen in de ontferming van God en in de genade van de Heere Jezus, alleen in de Persoon van
Christus ziet het geloof dat, wat waarde en duurzaamheid heeft. Buiten God heeft niets voor het
geloof enige waarde of duur. Alleen de Heere kán en de Heere móet ook het enig Al en
algenoegzaam Deel voor de verloste ziel zijn. Daarom is ook het allerheiligste verzoenende en
plaatsvervangende lijden en sterven van de Heere Jezus de enige troost van de gelovige tegen
de zonde. In Zijn gerechtigheid wil hij alleen gerechtvaardigd zijn, uit vrije genade. En tot dit alles
nu dringt alleen de liefde van Christus. Zo heeft het zaligmakend geloof niets op het oog dan de
Heere, Zijn genade, Zijn lof, de eer van Zijn Naam.’
Ds. H.F. Kohlbrugge
Man is nothing: he hath a free will to go to hell, but none to go to heaven, till God worketh in him to will and to do of His good pleasure.
George Whitefield
George Whitefield
-
- Berichten: 5221
- Lid geworden op: 14 sep 2018, 08:49
- Locatie: bertiel1306@gmail.com
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Petrus Immens - de Godvruchtige avondmaalganger2. Nu moeten we tot ons tweede stuk overgaan, om te onderzoeken of deze vruchten in alle gelovigen en te allen tijde worden gevonden.
Het is zeker, dat de grond hiervan in alle ware gelovigen is. Want hoe klein en zwak ook het geloof is, het verenigt evenwel de ziel op het nauwst met Jezus, en daarom heeft ze deel aan de heilvruchten, die daaruit voortspruiten. Maar alle gelovigen hebben er niet altijd het levendig gevoel en die zalige bevinding van in die mate als wij het hebben voorgesteld. De Heere handelt hierin naar Zijn aanbiddelijke
wijsheid en vrijmacht. De één moet soms zijn ganse leven tot zijn dood toe klagende en duister heengaan met een aanklevend geloof. Een ander proeft wel eens enige druppels uit die beker van de vertroosting tot zijn aanmoediging en opwekking. Hij ziet nu en dan wel eens het licht, maar het is slechts als door een reet en spleet en voor weinige ogenblikken. Anderen wandelen in het licht van Gods aangezicht en verheugen zich de ganse dag in Zijn Naam. Die wandelen met de kamerling hun weg met blijdschap. En God weet wat ieder van Zijn kinderen nodig heeft. Soms brengt Zijn voorzienigheid hen in zulke duistere omstandigheden en roept Hij ze tot zulke posten, waarin zij bezwijken zouden zonder de bevinding van zo'n Goddelijke vrede en blijdschap. Daarom zag men dat martelaren, die banden, gevangenissen en wrede doden moesten ondergaan, die heugelijke gestalten het meest ondervonden tot hun aanmoediging. Daarom hoorde men hen zo menigmaal roemen in verdrukkingen. En zo handelt de Heere nog met Zijn volk. Dat Manna wordt maar aan weinigen
geschonken; en die het nog al genieten, hebben het niet altijd. De Heere weet het best wanneer Zijn kinderen het nodig hebben, en wil ons hierdoor leren:
(1) Dat zulke heugelijke bevindingen niet volstrekt nodig zijn tot de zaligheid. Ze zijn wel zoet en aangenaam en maken de weg naar de hemel beminnelijk, maar het is hier de tijd om door het geloof te leven op het Woord en de beloften, als onfeilbare wegwijzers naar de hemel. Het is verkwikkelijk in het zonlicht te wandelen, maar bij het maan- en sterrenlicht kan men ook zijn reis voortspoeden. Wij wandelen door geloof, en niet door aanschouwen, 2 Kor. 5 : 7, want dat is voor de hemel bewaard.
(2) Ja, de Heere leert ons hierdoor, dat de troostrijke bevindingen van zijn liefde geen bewijs zijn van grotere en meer gevorderde genaden dan in anderen, die dat missen. Het tegendeel is dikwijls waarheid. Want anders zouden eerstbeginnenden dat niet moeten ondervinden, die nog maar even hun voet op de weg gezet hebben; en anderen, die er lang op geweest zijn, het niet missen. Een schipper, die tussen
klippen en banken in het donker heen zeilt, toont meer zijn ervarenheid dan een ander, die bij het daglicht in aangenaam weer vaart. Het is veel groter genade te geloven als men niet gevoelt en te vertrouwen als men niet ziet, dan in het licht te wandelen. En hierom moet het niemand hoogmoedig maken, die het ondervond, maar altoos nederig en dankbaar.
(3) Het is ook geen bewijs, dat zulk één dierbaarder dan anderen is in Gods ogen. Want de grond, waarom God een welgevallen in Zijn volk heeft, is alleen de gerechtigheid van Jezus, waarmede zij bekleed en versierd zijn. En of dat nu met minder of meer gevoel is, is even aangenaam bij God. En alle beloften worden niet vastgemaakt aan het gevoelen van Gods liefde, maar aan het geloof en vertrouwen.
(4) En hierom moeten bekommerden en zwakgelovigen onder Gods kinderen, die in het duister wandelen niet kleinmoedig zijn, alsof hun werk geen waarheid was omdat zij die verkwikkingen niet hebben. Och nee, laat dat u niet beroeren. Al was het dat u niet anders ondervond dan maar een stil aankleven, vasthouden, uitzien en wachten op de Heere, we hebben in de voorgaande verhandelingen aangewezen, dat zulks ook geloven is en derhalve ware genade.
Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde!
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.
- Maanenschijn
- Berichten: 4792
- Lid geworden op: 01 jan 2016, 14:33
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Prachtig pastoraal en eerlijk onderwijs.Bertiel schreef:Petrus Immens - de Godvruchtige avondmaalganger2. Nu moeten we tot ons tweede stuk overgaan, om te onderzoeken of deze vruchten in alle gelovigen en te allen tijde worden gevonden.
Het is zeker, dat de grond hiervan in alle ware gelovigen is. Want hoe klein en zwak ook het geloof is, het verenigt evenwel de ziel op het nauwst met Jezus, en daarom heeft ze deel aan de heilvruchten, die daaruit voortspruiten. Maar alle gelovigen hebben er niet altijd het levendig gevoel en die zalige bevinding van in die mate als wij het hebben voorgesteld. De Heere handelt hierin naar Zijn aanbiddelijke
wijsheid en vrijmacht. De één moet soms zijn ganse leven tot zijn dood toe klagende en duister heengaan met een aanklevend geloof. Een ander proeft wel eens enige druppels uit die beker van de vertroosting tot zijn aanmoediging en opwekking. Hij ziet nu en dan wel eens het licht, maar het is slechts als door een reet en spleet en voor weinige ogenblikken. Anderen wandelen in het licht van Gods aangezicht en verheugen zich de ganse dag in Zijn Naam. Die wandelen met de kamerling hun weg met blijdschap. En God weet wat ieder van Zijn kinderen nodig heeft. Soms brengt Zijn voorzienigheid hen in zulke duistere omstandigheden en roept Hij ze tot zulke posten, waarin zij bezwijken zouden zonder de bevinding van zo'n Goddelijke vrede en blijdschap. Daarom zag men dat martelaren, die banden, gevangenissen en wrede doden moesten ondergaan, die heugelijke gestalten het meest ondervonden tot hun aanmoediging. Daarom hoorde men hen zo menigmaal roemen in verdrukkingen. En zo handelt de Heere nog met Zijn volk. Dat Manna wordt maar aan weinigen
geschonken; en die het nog al genieten, hebben het niet altijd. De Heere weet het best wanneer Zijn kinderen het nodig hebben, en wil ons hierdoor leren:
(1) Dat zulke heugelijke bevindingen niet volstrekt nodig zijn tot de zaligheid. Ze zijn wel zoet en aangenaam en maken de weg naar de hemel beminnelijk, maar het is hier de tijd om door het geloof te leven op het Woord en de beloften, als onfeilbare wegwijzers naar de hemel. Het is verkwikkelijk in het zonlicht te wandelen, maar bij het maan- en sterrenlicht kan men ook zijn reis voortspoeden. Wij wandelen door geloof, en niet door aanschouwen, 2 Kor. 5 : 7, want dat is voor de hemel bewaard.
(2) Ja, de Heere leert ons hierdoor, dat de troostrijke bevindingen van zijn liefde geen bewijs zijn van grotere en meer gevorderde genaden dan in anderen, die dat missen. Het tegendeel is dikwijls waarheid. Want anders zouden eerstbeginnenden dat niet moeten ondervinden, die nog maar even hun voet op de weg gezet hebben; en anderen, die er lang op geweest zijn, het niet missen. Een schipper, die tussen
klippen en banken in het donker heen zeilt, toont meer zijn ervarenheid dan een ander, die bij het daglicht in aangenaam weer vaart. Het is veel groter genade te geloven als men niet gevoelt en te vertrouwen als men niet ziet, dan in het licht te wandelen. En hierom moet het niemand hoogmoedig maken, die het ondervond, maar altoos nederig en dankbaar.
(3) Het is ook geen bewijs, dat zulk één dierbaarder dan anderen is in Gods ogen. Want de grond, waarom God een welgevallen in Zijn volk heeft, is alleen de gerechtigheid van Jezus, waarmede zij bekleed en versierd zijn. En of dat nu met minder of meer gevoel is, is even aangenaam bij God. En alle beloften worden niet vastgemaakt aan het gevoelen van Gods liefde, maar aan het geloof en vertrouwen.
(4) En hierom moeten bekommerden en zwakgelovigen onder Gods kinderen, die in het duister wandelen niet kleinmoedig zijn, alsof hun werk geen waarheid was omdat zij die verkwikkingen niet hebben. Och nee, laat dat u niet beroeren. Al was het dat u niet anders ondervond dan maar een stil aankleven, vasthouden, uitzien en wachten op de Heere, we hebben in de voorgaande verhandelingen aangewezen, dat zulks ook geloven is en derhalve ware genade.
Wie lege handen heeft, kan ze altijd vouwen.
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Ik vraag me altijd af of er nog wel zoveel zijn die "zijn ganse leven tot zijn dood toe klagende en duister heengaan" en "bekommerden en zwakgelovigen onder Gods kinderen, die in het duister wandelen". Ook een opmerking als "Dat Manna wordt maar aan weinigen geschonken"... Ik hoor dat eigenlijk alleen ter rechterzijde.
En dat soort preken noemt men dan hier of op andere internetfora "een arm evangelie" of "een evangelie met kleine lettertjes"...
En dat soort preken noemt men dan hier of op andere internetfora "een arm evangelie" of "een evangelie met kleine lettertjes"...
-
- Berichten: 276
- Lid geworden op: 05 feb 2021, 15:11
- Locatie: GG Bodegraven | guydubray102@gmail.com
Re: Gelezen (geloofsopbouwend)
Commentaar op 'rechts' hoeft niet per definietie te maken te hebben met wat 'men' elders zou bedoelen.Erasmiaan schreef:Ik vraag me altijd af of er nog wel zoveel zijn die "zijn ganse leven tot zijn dood toe klagende en duister heengaan" en "bekommerden en zwakgelovigen onder Gods kinderen, die in het duister wandelen". Ook een opmerking als "Dat Manna wordt maar aan weinigen geschonken"... Ik hoor dat eigenlijk alleen ter rechterzijde.
En dat soort preken noemt men dan hier of op andere internetfora "een arm evangelie" of "een evangelie met kleine lettertjes"...
Het oproepen om niet kleinmoedig te zijn wordt bij soms ook wel als een 'drijven' getypeerd. Of als het geven van 'slaag' aan de kleintjes in de genade.En hierom moeten bekommerden en zwakgelovigen onder Gods kinderen, die in het duister wandelen niet kleinmoedig zijn, alsof hun werk geen waarheid was omdat zij die verkwikkingen niet hebben. Och nee, laat dat u niet beroeren. Al was het dat u niet anders ondervond dan maar een stil aankleven, vasthouden, uitzien en wachten op de Heere, we hebben in de voorgaande verhandelingen aangewezen, dat zulks ook geloven is en derhalve ware genade.
De wijze waarop geestelijk leiding wordt gegeven aan de hierboven geschetste standen of geestelijke gesteldheden kan ook onderwerp zijn van de vermeende kritiek op 'rechts'. Dat hoeft nog geen kritiek te zijn op de aanwezigheid van de geestelijke gesteldheid zoals in punten 1-3 bij Immens worden genoemd, laat staan dat dit direct gerelateerd is een bepaald type prediking.
Ik zit uiterst links. Zodoende lukt het alleen nog maar om naar rechts kijken.