Vragen die ik heb en houd, zijn met name:ds CP Boer schreef:Tot en met Jezus’ dagen werd Psalm 110 gelezen als een profetische tekst van David. Volgens deze interpretatie telt Psalm 110 drie personen: God, de Kurios tot wie God spreekt en de profeet David. In Psalm 110:1 zou David tot een van zijn kinderen spreken. Deze historische uitleg zet zich in de rabbijnse exegese voort.
- Diverse auteurs verwijzen naar rabbijnse uitleggingen waarin deze psalm wél messiaans geduid wordt. Dat zijn dan wel bronnen van ná onze jaartelling, echter dit wijst m.i. wel aan dat de rabbijnse exegese niet zo eenduidig is.
- Voor mij is het nieuw dat in Psalm 110 David tot een van zijn kinderen (ik neem dan aan Salomo?) zou spreken. Ik ben wel benieuwd naar de bronnen hiervoor. Ik heb zelf weinig beschikbaar aan rabbijnse uitleg van de psalmen (behalve uit secundaire bron).
- Deze uitleg plaatst ons m.i. wel voor enkele vragen. Stel, David spreekt inderdaad tot een van zijn kinderen. Hoe kan het dan dat David dan spreekt met de aanspreektitel 'Mijn Heere'? Dat lijkt nogal ongerijmd, zelfs al zou David inmiddels afstand hebben gedaan van zijn troon, zoals hij deed toen Salomo koning werd.
- Dezelfde vraag werd door de Heere Jezus gesteld: "Indien Hem dan David noemt zijn Heere, hoe is Hij zijn Zoon?" Dat maakt het m.i. al heel merkwaardig wanneer juist dit de oorspronkelijke bedoeling van de tekst geweest is.
- Verder blijft bij mij de vraag hoe het mogelijk is dat indien deze psalm oorspronkelijk niet messiaans zou zijn, hoe gesproken kan worden van deze zoon als 'priester', en dan nog wel een priester 'in eeuwigheid'. David en Salomo wisten heel goed dat zij geen priester waren. Hoe zou David dan zijn zoon als 'priester' hebben kunnen aanspreken?
- Verder blijkt m.i. uit de passage in Matth. 22 waarin Jezus tot de farizeeën spreekt dat hij de messiaanse betekenis van de psalm als bekend veronderstelt. Juist daarom kon hij de farizeeën hiermee confronteren en aangeven hoezeer de Messias niet slechts een aards Koning zou zijn, maar véél meer dan dat, namelijk Davids 'Heere'.
- Kortom: ik kan nog altijd niet begrijpen hoe ds. C.P. de Boer tot deze 'historische uitleg' is gekomen en waarom hij deze ook nog voor juist houdt, want eerder schreef hij dat de psalm in eerste instantie een historische niet-messiaanse betekenis heeft.
Wanneer anderen antwoorden hebben op al deze vragen, dan houd ik mij aanbevolen. Uit het artikel kan ik die antwoorden echter niet halen.
Voor mij is het duister wat deze opmerkingen (die op zichzelf een terechte waarschuwing inhouden) te maken hebben met de exegese van deze psalm. Wil hij mogelijk zeggen dat een te snelle messiaanse exegese van Psalm 110 niet juist is en de plaats van Israël ontkent? Maar hoe beargumenteert hij dit dan? Wat is het concrete verband tussen de messiaanse exegese van de psalm en een eventuele miskenning van de plaats van Israël? Dit zijn vragen, waarop het artikel m.i. geen antwoord geeft. Wanneer iemand begrijpt wat het verband van deze opmerkingen is met de exegese van Psalm 110, hoor ik dat heel graag!In de kerk lezen en prediken velen het Oude Testament christologisch. Men bezint zich op de theologische betekenis van het genadeverbond. Maar ondertussen negeert men (on)bewust de blijvende betekenis en plaats van Israël in de realisering van Gods koninkrijk. De moderne geschiedenis heeft bewezen wat er kan gebeuren wanneer we het Oude Testament Messiaans lezen zonder Israël en zonder het kader van Gods Koninkrijk.