De verklaring "voor u en uw kinderen" zie ik als een weerspiegeling van de diepte van de genade en vergeving van God. Herinner de oproep van de Joden die aan Pilatus vroegen om het leven van Jezus: "En al het volk antwoordde: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!" (Matteüs 27:25). Nu, in Handelingen 2:39, keert Petrus de vloek om die zij op zichzelf en hun kinderen geladen hadden.Refojongere schreef: ↑03 sep 2024, 20:29Allen die daar verre zijn wordt gewoonlijk op de heidenen betrokken, zie ook de kanttekening op Hand. 2:39. Waarom zouden de kinderen van Joden betrokken zijn en niet de kinderen van de krachtdadig geroepen heidenen?Arja schreef: ↑03 sep 2024, 14:26Nee, want wat hij had het adres al afgebakend, ik neem aan door de werking van de Heilige Geest. Hij zei dit alleen tegen Israelitische mannen (vers 5 en 22). De belofte is voor hen, voor hun kinderen, en ook voor degenen die daar verre zijn (de familie van de Israelische mannen die van verre kwamen)huisman schreef: ↑31 aug 2024, 22:27Toen Petrus zei: U komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God toe roepen zal. Had hij toen niet moeten zeggen: Iedereen komt de belofte toe?Posthoorn schreef: ↑31 aug 2024, 17:25 Natuurlijk mogen de kinderen dat ook. Maar ik zeg: dat is niet genoeg. Iederéén die het Evangelie hoort, mag het zeggen. Daarmee vervalt de aparte 'status' van de gedoopten.
Maar ik zeg er in mijn vorige post ook nog wat bij. Daarmee laat ik zien dat ik niet per se tegen de kinderdoop. Wél tegen de theologie die eromheen gebouwd is en die niets toevoegt. Vandaar die oeverloze verbondsdiscussies.
Er is hier dus een specifiek adres.
Kanttekeningen bij vers 5 "En er waren Joden, te Jeruzalem wonende, godvruchtige mannen van allen volke dergenen, die onder den hemel zijn."
Te Jeruzalem wonende: zich onthoudende voor een tijd, òf om verder in den Joodsen godsdienst onderwezen te worden; Hand. 6:9, en Hand. 9:29, òf om het feest van Pinksteren te houden; Exod. 23:17.
Onder den hemel: Dat is, die door de vervolgingen der Assyrische, Babylonische, Egyptische en Syrische koningen in alle landen verstrooid waren, 1 Petr. 1:1, en alzo is vervuld hetgeen tevoren gezegd was; Jes. 43:5, 43:6.
Er waren ook Jodengenoten bij: Een Jodengenoot is een niet-Jood die de Joodse godsdienst had aangenomen.
Petrus had er hier nog geen idee van dat de Heere ook heidenen zou roepen. De ander apostelen ook niet. Zie Handelingen 10: "En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren (de Joden dus) zovelen als met Petrus gekomen waren, ontzetten zich, dat de gave des Heiligen Geestes ook op de heidenen uitgestort werd." Zie ook 11:1-18.
Kanttekening: ontzetten zich: Namelijk menende dat deze belofte alleen den huize Israëls toekwam
Hoewel de komst van Jezus Christus de zegeningen en beloften heeft uitgebreid naar de heidenen, blijven sommige beloften specifiek voor Israël
Aanrader om te lezen: C. Harinck - Het fundament van het christendom
In elk geval komt deze verbondsbelofte niet de hele wereld toe zoals Posthoorn stelt. Het is al een wonder dat het verbond wordt uitgebreid met de heidenen (gij die eertijds verre waart).
Petrus had er hier geen idee van hoe de Heere heidenen zou roepen. Hij moest overgewonnen worden om naar Cesarea te gaan om het huis van een heiden binnen te gaan, en daar de evangelieboodschap tot de heidenen te brengen. Overigens zeg hij daar niet: "en uw kinderen...."
Dit is wat Petrus wel zei over de belofte tegen de heidenen: "En heeft ons geboden den volke te prediken, en te betuigen dat Hij is Degene Die van God verordineerd is tot een Rechter van levenden en doden. Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam."
Als Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen die het Woord hoorden. Spurgeon riep uit: “O, dat de Geest van God ons op dezelfde manier zou onderbreken!”
Maar goed, wij weten wèl dat de de Heere groot en klein - niet-Joden - onder de prediking van het Evangelie, tot Zichzelf roept. Wij staan in het nu. En als we gehoor mogen geven dan geldt voor ons wat Paulus tegen de gelovigen in Efeze zei: "Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus."