Grappige gedichtjes
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Grappige gedichtjes
Ik kon geen topic vinden waar leuke, grappige gedichtjes in stonden (van goede kwaliteit).
Zijn er die die kunnen posten?
Een voorschot:
In Siddeburen was een bok
die machtsverhief en worteltrok.
Die bok heeft onlangs onverschrokken
de wortel uit zichzelf getrokken,
waarna hij zonder ongerief
zich weer in het kwadraat verhief.
Maar 't feit waardoor hij voort zal leven
is, dat hij achteraf nog even
de massa die hem huldigde
met vijf vermenigvuldige.
- Trijntje Fop
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemlijk te vervelen
ik wou dat ik twee hondjes was
dan kon ik samen spelen
- Godfried Bomans
Zijn er die die kunnen posten?
Een voorschot:
In Siddeburen was een bok
die machtsverhief en worteltrok.
Die bok heeft onlangs onverschrokken
de wortel uit zichzelf getrokken,
waarna hij zonder ongerief
zich weer in het kwadraat verhief.
Maar 't feit waardoor hij voort zal leven
is, dat hij achteraf nog even
de massa die hem huldigde
met vijf vermenigvuldige.
- Trijntje Fop
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemlijk te vervelen
ik wou dat ik twee hondjes was
dan kon ik samen spelen
- Godfried Bomans
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Een zeer toepasselijke voor dit moment, van Den Schoolmeester
Avondstond
Wat is toch, wanneer het donker wordt, de avondstond verrukkend!
Vooral, wanneer men over dag heeft moeten zeggen: "wat is het drukkend!"
En dan drinkt men met veel meer pleizier
Een scharretjen met een glaasjen bier.
Ook weet ik niet, hoe er menschen kunnen zijn,
Die iets hebben tegen den maneschijn
Of die over de staartstarren
Zoo bijster kunnen harrewarren,
Zonder dat zy schijnen te weten,
Dat het niet anders zijn dan komeeten.
Wat by avond hoogst opmerkelijk is inderdaad,
Ja onbegrijpelijk voor wie geen Natuurkunde verstaat,
Is, dat dan altijd de zon in 't Westen ondergaat,
Ja zelfs zonder dat zy 't een enkelen avond overslaat,
En evenmin valt aan een onkundige de verklaring licht,
Dat, als hy haar naloopt, zy hem altijd schijnt vlak in 't gezicht,
En zijn schaduw hem dan ook volgt op den voet,
Maar hem vooruit loopt, zoodra hy het tegenovergestelde doet.
Doch wie zulke physische verschijnsels wil expliceeren,
Dient eerst nog een jaar of wat in het vak te studeeren.
Doch wenden wy liever onze blikken naar deze statelijke abeelen.
Dat zijn kindern, die daar onder spelen.
Aan hun schoolboek, benevens hun lei en spons,
Hebben zy in dit bekoorlijk avonduur natuurlijk renons;
Terwijl andere menschen
Mekaêr fatsoenlijk "goeden avond" en "hoe vaar je?" wenschen;
En andere weër zich vermaken met stoeien,
Of met op den kant van een weiland te luisteren naar het loeien
Van de zich aldaar bevindende ossen of koeien,
Of ook wel, om in een teutschuitjen naar de overzij te roeien.
Naar nu komt er iemand met een viool. - Hoor toe!
De man is blind; ofschoon er dat in 't donker minder toe doe.
Die by dat fraaie geluid zich niet voelt opgewekt, meê te zingen,
Of voor 't minst een polka of galop, of touwtjen te springen,
Van dien kan men niet zeggen, zonder dat men zich vergis,
Dat hy een mislukte kweekeling van het Instituut der Doofstommen is;
Of wel dat hy, in plaats van met een hart te zijn geboren,
Hy een kei in zijn borst draagt, en dat nog wel een bevroren.
Doch hier komt voor de variatie een onweder aan.
Menige schoorsteen kan nu gerust zeggen: "'t is met my gedaan."
Terwijl in de verte, van achter de wolkgordijnen,
Van tijd tot tijd de blixem begint te verschijnen;
Ofschoon 't zoo donker is in 't verschiet,
Dat men bovengenoemde zelfs meermalen niet ziet.
En er ontstaat zulk een vervaarlijk rommelen van den donder,
Dat men een honder ton turf meent te hooren, rollende van den zolder naar onder,
Geaccompagneerd met zo'n ongemakkelijke regenvlaag,
Dat ik menschen, die zonder parapluie zijn, beklaag.
De halve populatie is onmiddelijk druipnat;
De andere helft heeft koû gevat;
De rest neemt terstond een warm bad:
Van 't overige gedeelte heb ik geen tijding gehad.
Avondstond
Wat is toch, wanneer het donker wordt, de avondstond verrukkend!
Vooral, wanneer men over dag heeft moeten zeggen: "wat is het drukkend!"
En dan drinkt men met veel meer pleizier
Een scharretjen met een glaasjen bier.
Ook weet ik niet, hoe er menschen kunnen zijn,
Die iets hebben tegen den maneschijn
Of die over de staartstarren
Zoo bijster kunnen harrewarren,
Zonder dat zy schijnen te weten,
Dat het niet anders zijn dan komeeten.
Wat by avond hoogst opmerkelijk is inderdaad,
Ja onbegrijpelijk voor wie geen Natuurkunde verstaat,
Is, dat dan altijd de zon in 't Westen ondergaat,
Ja zelfs zonder dat zy 't een enkelen avond overslaat,
En evenmin valt aan een onkundige de verklaring licht,
Dat, als hy haar naloopt, zy hem altijd schijnt vlak in 't gezicht,
En zijn schaduw hem dan ook volgt op den voet,
Maar hem vooruit loopt, zoodra hy het tegenovergestelde doet.
Doch wie zulke physische verschijnsels wil expliceeren,
Dient eerst nog een jaar of wat in het vak te studeeren.
Doch wenden wy liever onze blikken naar deze statelijke abeelen.
Dat zijn kindern, die daar onder spelen.
Aan hun schoolboek, benevens hun lei en spons,
Hebben zy in dit bekoorlijk avonduur natuurlijk renons;
Terwijl andere menschen
Mekaêr fatsoenlijk "goeden avond" en "hoe vaar je?" wenschen;
En andere weër zich vermaken met stoeien,
Of met op den kant van een weiland te luisteren naar het loeien
Van de zich aldaar bevindende ossen of koeien,
Of ook wel, om in een teutschuitjen naar de overzij te roeien.
Naar nu komt er iemand met een viool. - Hoor toe!
De man is blind; ofschoon er dat in 't donker minder toe doe.
Die by dat fraaie geluid zich niet voelt opgewekt, meê te zingen,
Of voor 't minst een polka of galop, of touwtjen te springen,
Van dien kan men niet zeggen, zonder dat men zich vergis,
Dat hy een mislukte kweekeling van het Instituut der Doofstommen is;
Of wel dat hy, in plaats van met een hart te zijn geboren,
Hy een kei in zijn borst draagt, en dat nog wel een bevroren.
Doch hier komt voor de variatie een onweder aan.
Menige schoorsteen kan nu gerust zeggen: "'t is met my gedaan."
Terwijl in de verte, van achter de wolkgordijnen,
Van tijd tot tijd de blixem begint te verschijnen;
Ofschoon 't zoo donker is in 't verschiet,
Dat men bovengenoemde zelfs meermalen niet ziet.
En er ontstaat zulk een vervaarlijk rommelen van den donder,
Dat men een honder ton turf meent te hooren, rollende van den zolder naar onder,
Geaccompagneerd met zo'n ongemakkelijke regenvlaag,
Dat ik menschen, die zonder parapluie zijn, beklaag.
De halve populatie is onmiddelijk druipnat;
De andere helft heeft koû gevat;
De rest neemt terstond een warm bad:
Van 't overige gedeelte heb ik geen tijding gehad.
- jakobmarin
- Berichten: 3523
- Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42
Het meervoud van SLOT is SLOTEN,
maar toch is het meervoud van POT geen POTEN.
Evenzo zegt men altijd EEN VAT en TWEE VATEN,
maar zal men zeggen EEN KAT EN TWEE KATEN ?.
En Wie gisteren ging VLIEGEN zegt vandaag ik VLOOG:
Dus zegt u misschien van WIEGEN: IK WOOG.
Nee, pardon want ik WOOG is afkomstig van ik WEGEN,
maar.... is nu ik VOOG een vervoeging van VEGEN?.
En dan het woord ZOEKEN vervoegt men: IK ZOCHT.
En dus bij het woord VLOEKEN misschien ook: IK VLOCHT.
Al weer mis, want dit is afkomstig van VLECHTEN.
Maar ik HOCHT is geen juiste vervoeging van HECHTEN.
Bij ROEPEN hoort RIEP, maar bij SNOEPEN geen SNIEP
Bij LOPEN hort LIEP, maar bij KOPEN hoort geen KIEP.
En evenmin hoort bij SLOPEN: IK SLIEP.
Want dat is afkomstig van het schone woord SLAPEN.
Maar zet nu niet weer;IK RIEP bij het RAPEN.
Want dit komt van ROEPEN en u ziet het terstond:
Zo draaien we vrolijk in het kringetje rond.
Van RADEN komt RIED, maar van BADEN geen BIED.
Dit komt weer van BIEDEN, ik hoop dat u het ziet.
Ook komt hiervan BOOD, maar van WIEDEN geen WOOD.
U ziet de verklaring is akelig groot.
Nog talloos veel voorbeelden kan ik u geven.
Want GAF hoort bij GEVEN, maar LAF niet bij LEVEN.
Men spreekt van wij DRINKEN, wij hebben GEDRONKEN.
Maar niet van WIJ HINKEN, wij hebben GEHONKEN.
't is : IK WEET en IK WIST, zo vervoegt men dat.
Maar schrijft u net VERGETEN, VERGIST.
Dat is een vergissing, ja moeilijk, dat is't.
Het volgende geval, dat is bijna te bont.
Bij SLAAN hoort: IK SLOEG, niet IK SLING of IK SLOND.
Bij GAAN hoort: IK GING, niet IK GONG of IK GOND.
En noemt u een MANNETJESRAT soms een RATER?
Dat gaat wel op bij een KAT en een KATER....
=====
Een pessimist en een optimist
Die liepen samen door de mist
Zegt die pessimist tegen die optimist
Wat een pest die mist
Zegt die optimist tegen die pessimist
Ach trekt wel weer op die mist!
maar toch is het meervoud van POT geen POTEN.
Evenzo zegt men altijd EEN VAT en TWEE VATEN,
maar zal men zeggen EEN KAT EN TWEE KATEN ?.
En Wie gisteren ging VLIEGEN zegt vandaag ik VLOOG:
Dus zegt u misschien van WIEGEN: IK WOOG.
Nee, pardon want ik WOOG is afkomstig van ik WEGEN,
maar.... is nu ik VOOG een vervoeging van VEGEN?.
En dan het woord ZOEKEN vervoegt men: IK ZOCHT.
En dus bij het woord VLOEKEN misschien ook: IK VLOCHT.
Al weer mis, want dit is afkomstig van VLECHTEN.
Maar ik HOCHT is geen juiste vervoeging van HECHTEN.
Bij ROEPEN hoort RIEP, maar bij SNOEPEN geen SNIEP
Bij LOPEN hort LIEP, maar bij KOPEN hoort geen KIEP.
En evenmin hoort bij SLOPEN: IK SLIEP.
Want dat is afkomstig van het schone woord SLAPEN.
Maar zet nu niet weer;IK RIEP bij het RAPEN.
Want dit komt van ROEPEN en u ziet het terstond:
Zo draaien we vrolijk in het kringetje rond.
Van RADEN komt RIED, maar van BADEN geen BIED.
Dit komt weer van BIEDEN, ik hoop dat u het ziet.
Ook komt hiervan BOOD, maar van WIEDEN geen WOOD.
U ziet de verklaring is akelig groot.
Nog talloos veel voorbeelden kan ik u geven.
Want GAF hoort bij GEVEN, maar LAF niet bij LEVEN.
Men spreekt van wij DRINKEN, wij hebben GEDRONKEN.
Maar niet van WIJ HINKEN, wij hebben GEHONKEN.
't is : IK WEET en IK WIST, zo vervoegt men dat.
Maar schrijft u net VERGETEN, VERGIST.
Dat is een vergissing, ja moeilijk, dat is't.
Het volgende geval, dat is bijna te bont.
Bij SLAAN hoort: IK SLOEG, niet IK SLING of IK SLOND.
Bij GAAN hoort: IK GING, niet IK GONG of IK GOND.
En noemt u een MANNETJESRAT soms een RATER?
Dat gaat wel op bij een KAT en een KATER....
=====
Een pessimist en een optimist
Die liepen samen door de mist
Zegt die pessimist tegen die optimist
Wat een pest die mist
Zegt die optimist tegen die pessimist
Ach trekt wel weer op die mist!
Een mooie gelegenheid om weer de vraag te stellen: Wat was er eerder: de kip (als dooier) of het ei.Kippetje schreef:eerst was 'k een ei
nu ben 'k een kip
en kip zijn vind ik mooier
er zit wel leven
in een ei
maar toch is het wat dooier
(Toon Hermans)
Als refo moet ik stellen: God schiep de kip, die was er dus het eerst......
Over die kwestie hebben we ons al vaker gebogen!jvdg schreef:Een mooie gelegenheid om weer de vraag te stellen: Wat was er eerder: de kip (als dooier) of het ei.
Als refo moet ik stellen: God schiep de kip, die was er dus het eerst......