Afgewezen schreef:Maar wat zégt ds. Kempeneers nu eigenlijk? Dat is me nóg niet duidelijk.
Ik beperk me tot het boekje "Waar is mijn kind?" en zijn lezing over dit onderwerp (
http://www.prekensite.nl/lezingen.php).
Ik heb de indruk, dat hij in het recente RD interview toch wel een beetje weggedreven is van dat oorspronkelijke standpunt.
Ds. Kempeneers zegt, in navolging van de DL, dat de godzalige ouders niet hoeven te twijfelen (=geloven) aan de zaligheid van hun jonggestorven kinderen. De Heere schenkt dat geloof vanuit Zijn Woord.
Hij stelt zeker niet dat alle kinderen van gelovige ouders per definitie behouden zijn. Er is een gelovig aannemen van die belofte voor nodig, uit Gods Woord door gewerkt Zijn Geest. En (ten overvloede) dat geloof is geen automatisme of conclusiegeloof: "dat staat er, dus mijn kind is behouden". Van dat geloof echter geldt, dat het een gave Gods is.
Ik citeer nog even een quote van een andere forummer uit het andere megatopic:
De DL stellen niet objectief vast: 'alle jongstervende verbondskinderen zijn zalig.' Maar ze stellen subjectief: 'Godzalige ouders moeten niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun jongstervende kinderen.'
Je kunt het vergelijken met het verbondsteken van de doop. De doop maakt een mens niet zalig. Maar het ware geloof vindt in de doop wél een persoonlijke verzegeling van de belofte van zaligheid. Zo mag het verbond functioneren voor gelovige ouders m.b.t. de zaligheid van jonggestorven kinderen. Het is geen automatisme dat 'verbondskinderen' zalig worden, maar het ware geloof van godzalige ouders vind in het verbond grond om te hopen en niet te twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van hun kinderen. Dat is geen geloof in plaats van hun kinderen, maar geloof met betrekking tot hun kinderen.
Verder is er ook het oordeel der liefde: DL III/IV, 15: van diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men het beste hopen.' Dat geldt zeker ook de jonggestorven kinderen.
Ik ben bang dat de veronderstelde wedergeboorteleer van de Gereformeerde Kerken in bevindelijke kringen heeft geleid tot een veronderstelde onwedergeboorteleer. Daar houd men kinderen, ook jongstervende, voor onbekeerd tot het tegendeel blijkt. En bij jongstervende kinderen kan dat tegendeel alleen blijken door een subjectieve ervaring: het krijgen van een tekst etc. Niet dat dat niet waar kan zijn en geen troost kan geven, maar de lijn die de DL ons hierin wijst is m.i. anders: het oordeel opschorten zolang iemand christelijk leeft, het beste hopen, en in het geval een kind sterft voor het zijn verstand kan gebruiken, moeten godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid van zo'n kind.