Ds. Heemskerk schrijft / spreekt in zijn preken over de DL zo mooi over het verbond.
Als het volk Israël uit Egypte trok, trok geheel het verbondsvolk de woestijn in. Zo waren zij alle kinderen van het verbond, ja zij behoorden allen tot het genadeverbond. Het was echter niet alles Israël wat Israël heette. Zo was ook Ezau een kind van het genadeverbond. Hij heeft echter zijn eerstgeboorterecht verworpen.
Is het nu echt zo dat spreken over verbondskinderen automatatisch verwordt tot verbondsautomatisme? Wel als wij bedoelen dat alle verbondskinderen de verbondsweldaden deelachtig zijn. Zo is het echter niet! Wij zijn, ja ook wij als kinderen die op het erf van de kerk geboren zijn, verbondskinderen. Dat betekent niet dat wij wederomgeboren zijn, of dat we alleen nog maar hoeven te geloven. Nee, wij zijn door de Heere genadig apart gezet. Wat een wonder dat wij verbondskinderen mogen zijn. Waarom is dat éne kind verstoken van de waarheid, van Wet en Evangelie en mogen wij zondag aan zondag Wet en Evangelie horen? Dat is nu Gods eerste verkiezing (Calvijn). Dat maakt ons niet zalig. Nee, wij zijn als alle Adamskinderen ‘dood in zonde en misdaden’. Echter hoe vreselijk zal het zijn met een gedoopt voorhoofd straks God te ontmoeten zonder de mantel van Christus gerechtigheid. Zijn bloed vertreden. Daarom sprak Christus ‘het zal Sodom en Gomorra verdraagelijker zijn in de dag van het oordeel’.
Het Evangelie vervloekt niemand, want ook de eis om te geloven is op de Wet gegrond. God eist, dat we Hem als God eren en gehoorzamen. Onze ellende is een gevolg van de overtreding der Wet. Daarin ligt de toom Gods op ieder buiten Christus. Het is door de Wet, dat wij onze zonde kennen. Het Evangelie kan ons helpen de ernst der zonde beter te leren verstaan. Maar een grote streep wil ik nog eens zetten onder het woordje mij en onze. Het gaat niet in de eerste plaats om een algemene kennis van wat zonde is en de zwaarte ervan en de straf en zo. Het gaat in de eerste plaats om de kennis van mijn zonde en mijn straf en mijn vloek en mijn godverlatenheid en mijn verdoemenis. Deze persoonlijke dingen moet ik in beginsel hebben geleerd, voordat ik geschikt ben voor de genade van Christus, om met Calvijn te spreken. De Farizeeër gaat altijd ongerechtvaardigd uit de kerk totdat het laatste restje van zijn Farizeïsme uit hem uitgezuiverd is. Alleen de tollenaar die op een gegeven ogenblik voor 100% tollenaar is en voor 100% verloren, gaat gerechtvaardlgd naar huis.
Voorbijganger, misschien nuances, maar toch een aantal opmerkingen. Jij (of de auteur) schrijft dat het Evangelie kan ons helpen de ernst van de zonde beter te leren verstaan. Volgens mij kan alleen het Evangelie ons verbreken en is alleen in dat licht te zien wie we waarlijk zijn.
Natuurlijk ben ik het met Calvijn eens dat alleen in deze weg wij geschikt zijn voor genade. Genade kan alleen plaatshebben waar genade nodig is. Toch moeten we voorzichtig zijn met het woordje ‘geschikt’.
Het laatste onderschrijf ik van harte. Daar waar we neergeslagen liggen door Hem en we uitgewerkt zijn, vinden we ook de blik omhoog. Zolang we nog één nagelschrap toe willen voegen aan onze zaligheid, willen we niet om niet gezaligd worden.
Zondenkennis is niet eenmalig, maar is blijvend. Omdat je in het ontdekkende licht bent gezet van Gods Heilige Geest. Daar komt Zijn uitverkoorn volk nooit meer uit. Zou niet best zijn als de zondenkennis voorbij is na vergeving der zonden.
Inderdaad Matthijs. Anders hadden we Psalm 51 nooit gevonden in Zijn Woord. Ook Paulus klaagde: ‘het goede wat ik wil, dat doe ik niet’.
Groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini