Hoewel de hele Schrift Christus als centrum en doel heeft (en dus ook de Evangeliebeloften in Christus), vind ik het tekort door de bocht om het gehele Woord te reduceren tot geloof in Christus. De Schrift is trinitarisch, het leert ons wie de Vader is, wie de Zoon is, en wie de Geest is. Niet alleen Christus' werk, maar ook het werk van de Vader en de Geest komen in de Schrift voor. Ook in de beloften. De "Ik zal" beloften zie ik als belofte van de Heilige Geest, waarin Zijn werk beschreven en beloofd wordt. Juist als bevindelijken moeten we m.i. oog hebben voor ook deze beloften en dit werk van de Geest.Afgewezen schreef:De vraag waar het nú om gaat is: wat is de belofte van het Evangelie, waar bestaat het aanbod van genade uit? Ik citeer uit de DL (II,5): 2-5. Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.memento schreef: Ik maak geen onderscheid tussen de beloften. Als het adres van een belofte het volk Israël is, zonder onderscheid, dan moet m.i. die belofte tot heel de gemeente nu klinken. Kortom: Het adres van de belofte in zijn context bepaalt het adres van de belofte nu.
Ik heb in een andere discussie hiervan voorbeelden gegeven. Er zijn onvoorwaardelijke beloften die 100% hetzelfde adres hebben (woordelijk, letter voor letter, precies hetzelfde) als een voorwaardelijke belofte in hetzelfde Bijbelboek (soms maar enige verzen van elkaar gescheiden). Mijn stelling is, dat je onderscheid maakt waar het niet is, wanneer je de ene belofte toepast op héél de gemeente, en de andere belofte (met precies hetzelfde adres) alleen op de uitverkorenen.
Voor mij staat dat voorop: gewoon laten staan wat er staat. Als dat in dit geval problemen theologisch problemen oplevert, dan is m.i. niet de oplossing om het adres maar aan te passen.
Zelf ervaar ik het probleem niet zo. Het is een Bijbels gegeven dat tot heel het volk Israël "Ik zal" beloften geklonken hebben, maar dat slechts in enkelen deze ook in vervulling gegaan is. Die werkelijkheid moet er wel bij gepredikt worden. Maar binnen dat Bijbelse kader, waarbij die beide elementen benoemd worden, zie ik geen probleem. Zo heeft God blijkbaar willen spreken, en wie ben ik om daar verandering in aan te brengen?
Dát is dus wat verkondigd wordt: wat het Evangelie ons meedeelt aangaande Christus, en dat met bevel van bekering en geloof.
De belofte van het Evangelie is dus niet dat ons het geloof beloofd wordt.
Ik denk dat we dat toch vast moeten houden, en het niet moeilijker moeten gaan maken dan het is.
Nogmaals: Exegetisch ben je heel erg aan het rommelen, wanneer je de ene belofte wél op de gehele gemeente betrekt, terwijl een belofte iets verder in dat Bijbelboek, met precies hetzelfde adres, toegepast wordt op slechts de uitverkorenen. Dan leg je de mal van je dogmatiek over de Schrift heen, en negeer je het adres wat de Schrift zelf geeft ten gunste van een adres wat beter in je dogmatiek past. Ook vanuit exegetisch motief vind ik dat je ook de "Ik zal" beloften met een algemeen adres algemeen prediken.
@Willem: Ik kan je aanraden om Jonathan Edwards, On the freedom of the Will eens te gaan lezen. Dan heb je een goed-gereformeerde en ook consequent onderbouwde visie op de vrijheid van de wil. Met Edwards zeg ik voluit: De menselijke wil is door de zondeval niet haar keuzemogelijkheid kwijtgeraakt, maar wel haar vermogen het goede te kiezen. Zij kiest nog wel, maar altijd het verkeerde. Misschien dat je dan snapt, dat je conclusies onzin zijn...