Ook de SV-kanttekeningen kenden het vrouw van diacones:
1 Timotheüs 5:9: "Dat een weduwe gekozen worde niet minder dan van zestig jaren, welke ééns mans vrouw geweest is,"
Kanttekening ("gekozen"): Namelijk tot het ambt ener diacones, welke in de eerste kerk de gemeente dienden onder zieke, vreemde en arme lieden, en die daarover van de gemeente, in nood zijnde, werden onderhouden.
https://statenvertaling.nl/tekst.php?bb ... nd=1#vers9
En ook de volgende kanttekeningen gaan hierover:
Rom. 12:8, kt. 37 Daardoor kan verstaan worden een zekere soort van diakenen en
diaconessen die bijzondere opzicht en bediening hadden over de kranken, ballingen en vreemdelingen, 1 Tim. 5:9, hetwelk een van de bijzonderste werken der barmhartigheid is.
Rom. 16:1, kt. 3 Namelijk niet in den dienst van prediken; want die wordt aan de vrouwen verboden, 1 Kor. 14:34. 1 Tim. 2:12; maar óf een
diacones, die de kranken verzorgde, 1 Tim. 5:9, 10; óf, hetwelk waarschijnlijker is, die de gemeente diende in het ontvangen en herbergen van de verjaagde Christenen, en ook van de apostelen en leraars, gelijk blijkt uit het volgende vers.
1 Tim. 3:11, kt. 28 Dit moet zowel tot de vrouwen der opzieners als der diakenen gepast worden. Want van de weduwen die
diaconessen waren, zal 1 Tim. 5:9 en vervolgens gehandeld worden.
1 Tim. 5:9, kt. 16 Namelijk tot het ambt ener
diacones, welke in de eerste kerk de gemeente dienden onder zieke, vreemde en arme lieden, en die daarover van de gemeente, in nood zijnde, werden onderhouden.
1 Tim. 5:11, kt. 20 Of: verwerp, weiger, namelijk van te verkiezen in het getal der
diaconessen. Want anderszins werden zij van het getal van de leden der gemeente niet verworpen, wanneer zij goed waren van leven, gelijk uit vers 14 blijkt, en ook uit Rom. 7:3. 1 Kor. 7:39, tevoren aangetekend. En zelfs ook niet van de hulp der gemeente, wanneer zij zulks van node hadden en geen kinderen of vrienden hadden die haar konden helpen, gelijk Paulus vers 16 besluit.
1 Petr. 4:11, kt. 28 Of: bedient, die bediene. Want hij spreekt hier van het ambt der diakenen en
diaconessen. Zie dergelijk Rom. 12:6, 7, 8.