JCRyle schreef:Jantje schreef:JCRyle schreef:Het zal blijken uit de vruchten of Ds. Verschuure in Capelle-Middelwatering moet zijn. En dan zijn de vruchten heel eenvoudig: Of er zondaren tot Christus komen!
Wat is dit opnieuw weer een akelige reactie. Zo van: 'Ik geloof het nog niet hoor, wat er in de intredepreek is gezegd.'
Ik ben het ook niet altijd met DIA eens. Maar deze keer volmondend wel.
Er werd inderdaad erg naar en sarcastisch gereageerd toen ds. Verschuure het beroep naar Capelle had aangenomen. En toen vond ik de weg al getuigen van wonderen des HEEREN, gezien de manier waarop het tweetal toen tot stand kwam. Echter, er werd, in bijzonderheid ook door u, heel naar en ongelovig op gereageerd. Zo van: 'Hij past daar niet, dus het is niet Gods weg.' Volgens mij weet u nu wel beter...
Ik vind het diep treurig dat Gods wonderen zo worden afgeschilderd. Ik weet wel, tegenwoordig wil men zulke predikanten niet meer horen.
Besef toch mensen, dat de preek, als we die gehoord hebben, eenmaal tegen ons zal getuigen, en dat om eigen schuld, in bijzonderheid ongeloof naar Gods daden en Zijn voorzienigheid.
Wie Gods knechten aanraakt, raakt Gods oogappel aan!
Als de situatie andersom was geweest, had ik óók zo gereageerd. (Wie vatte kan, die vatte het.)
Je zult begrijpen dat ik het hierin niet met je meegaat. Je trekt mijn reactie geheel in de negatieve sfeer. Daarnaast zijn je terugwijzingen naar mijn eerdere postings niet correct. En vervolgens torpedeer je ook nog een vooroordeel over o.a. mij t.o.v. 'zulke predikanten'.
En het lijkt mij helder dat ik op dergelijke vooringenomen postings verder niet in ga.
U zegt dat aan de vruchten openbaar zal komen of ds. Verschuure naar Capelle aan den IJssel-Middelwatering moest komen. Maar hoe ziet u dat dan in de Bijbel, bij bijvoorbeeld Jeremía? Die had toch ook nauwelijks vrucht?
Ik lees soms wel eens in een overlijdensadvertentie die een kerkenraad geplaatst heeft voor een predikant, ouderling of diaken: 'De eeuwigheid zal openbaren wat de vruchten zijn.'
1 Korinthe 3:
1 En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus.
2 Ik heb u met melk gevoed, en niet met vaste spijs; want gij vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog niet.
3 Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar den mens?
4 Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk?
5 Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars, door welke gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft?
6 Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom gegeven.
7 Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft.
8 En die plant, en die nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid.
9 Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij.
10 Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe.
11 Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.
12 En indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen;
13 Eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven.
14 Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen.
15 Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur.
16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden woont?
17 Zo iemand den tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt.
18 Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden.
19 Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God; want er is geschreven: Hij vat de wijzen in hun arglistigheid;
20 En wederom: De Heere kent de overleggingen der wijzen, dat zij ijdel zijn.
21 Niemand dan roeme op mensen; want alles is uwe.
22 Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cefas, hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe.
23 Doch gij zijt van Christus, en Christus is Gods.