4 Ik dank mijn God allen tijd over u vanwege de genade Gods, die u gegeven is in Christus Jezus;
5 Dat gij in alles zijt rijk geworden in Hem, in alle rede en alle kennis,
4 Ik heb veel vrijmoedigheid in het spreken tegen u, ik heb veel roem over u; ik ben vervuld met vertroosting, ik ben zeer overvloedig van blijdschap in al onze verdrukking.
8 Want hoewel ik u in den zendbrief bedroefd heb, het berouwt mij niet, hoewel het mij berouwd heeft; want ik zie dat dezelve zendbrief, hoewel voor een kleinen tijd, u bedroefd heeft.
9 Nu verblijd ik mij, niet omdat gij bedroefd zijt geweest, maar omdat gij bedroefd zijt geweest tot bekering; want gij zijt bedroefd geweest naar God, zodat gij in geen ding schade van ons geleden hebt.
10 Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood.
11 Want zie, ditzelve dat gij naar God zijt bedroefd geworden, hoe grote naarstigheid heeft het in u gewrocht! Ja verantwoording, ja onlust, ja vrees, ja verlangen, ja ijver, ja wraak; in alles hebt gij uzelven bewezen rein te zijn in deze zaak.
Als ik dan alles lees wat Paulus over de Korinthieërs schrijft, schrijft hij mi aan mensen die de Heere kennen en niet aan onbekeerden, ik blijf dus geloven dat er geen droefheid naar God (op de manier zoals het God behaagd) kan zijn zonder het ware zaligmakende geloof in de Heere Jezus Christus.
Hebr. 11:6 Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken.
Daarom er zijn drie stukken pas dan heb je de troost ervan.
O HEERE, wat is de mens, dat Gij hem kent? Het kind des mensen, dat Gij het acht?