De koning van Moab die zijn zoon offerde
Geplaatst: 17 dec 2020, 19:31
In 2 koningen 3:27 lezen wij:
"Toen nam hij zijn eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou worden, en offerde hem ten brandoffer op den muur. Daaruit werd een zeer grote toorn in Israël; daarom trokken zij van hem af, en keerden weder in hun land."
In feite kun je, als je verkeerd zou willen, hiermee zeggen dat dit het enige verslag in de bijbel is waarin vermeld word dat een vijand van het Leger van Israël de strijd gewonnen heeft door een mensenoffer aan een afgod.
Als men dit natuurlijk met de benodigde lichtzinnigheid zo wilt zien.
Allicht weten we dat de afgoden ten overstaan van de ware God slechts verfoeisels zijn, nutteloze stukken hout en steen, en even nutteloos en verachtelijk als het om goud en zilver gaat.
Toch worstel ik wel met deze tekst.
Is het de schuld van Israël dat deze koning zo ver in het nauw werd gebracht dat hij deze wanhoopsdaad beging die de Heere verfoeide?
Van deze volkeren die de Heer voor Jozua uitgedreven heeft mogen we immers toch ook aannemen dat deze in het aanschijns van een Nederlaag dergelijke praktijken uitgevoerd hebben.
De Heere vermelde immers ook dat dat de voornaamste reden was waarom hij zich tegen die volkeren keerde.
Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat zij met de nederlaag nabij anders gehandeld zullen hebben.
Wat maakt het geval met de koning van Moab dan anders dat men moest opbreken?
"Toen nam hij zijn eerstgeboren zoon, die in zijn plaats koning zou worden, en offerde hem ten brandoffer op den muur. Daaruit werd een zeer grote toorn in Israël; daarom trokken zij van hem af, en keerden weder in hun land."
In feite kun je, als je verkeerd zou willen, hiermee zeggen dat dit het enige verslag in de bijbel is waarin vermeld word dat een vijand van het Leger van Israël de strijd gewonnen heeft door een mensenoffer aan een afgod.
Als men dit natuurlijk met de benodigde lichtzinnigheid zo wilt zien.
Allicht weten we dat de afgoden ten overstaan van de ware God slechts verfoeisels zijn, nutteloze stukken hout en steen, en even nutteloos en verachtelijk als het om goud en zilver gaat.
Toch worstel ik wel met deze tekst.
Is het de schuld van Israël dat deze koning zo ver in het nauw werd gebracht dat hij deze wanhoopsdaad beging die de Heere verfoeide?
Van deze volkeren die de Heer voor Jozua uitgedreven heeft mogen we immers toch ook aannemen dat deze in het aanschijns van een Nederlaag dergelijke praktijken uitgevoerd hebben.
De Heere vermelde immers ook dat dat de voornaamste reden was waarom hij zich tegen die volkeren keerde.
Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat zij met de nederlaag nabij anders gehandeld zullen hebben.
Wat maakt het geval met de koning van Moab dan anders dat men moest opbreken?