Susanna schreef:Simon0612 schreef:Susanna schreef:
Ik denk dat je over het hoofd ziet dat een profeet in het Oude Testament een ander soort boodschapper was dan een prediker in het Nieuwe testament. In het algemeen wordt bij een "dominee" gedacht dat hij informatie herhaalt die al bekend is, terwijl een profeet nieuwe informatie geeft of dingen op een nieuwe manier presenteert, die hij rechtstreeks van God gehoord heeft. De aard van de apostolische en profetische ambten verklaart waarom de hervormers geloofden dat er tegenwoordig geen apostelen of profeten de aardse kerk leiden.
Ons christelijke mandaat is om het evangelie van Christus te verspreiden en te prediken tegen de zonden van onze tijd (ja, in onze eigen kerken, gemeentes zoals Paulus e.a. dat deden). Pas als de harten van individuen binnen een cultuur veranderd worden door Christus, zal de cultuur die verandering gaan weerspiegelen. De Heere Jezus zei dat een corrupte en door zonde verduisterde samenleving ten goede beïnvloed kon worden door gelovigen, die trouwe dienaren van hun Meester waren. Het ging en gaat erom hoe we leven. De aanwezigheid van ware gelovigen in de wereld "prikt" het geweten van de goddelozen omdat het een pijnlijke herinnering is dat God een heilig leven wil.
Zijn we wedergeboren?
Zijn wij zout?
Zijn wij licht?
Nou niet echt eens met dit verhaal. Ten eerste is de tijd waarin Paulus gemeenten stichtte en hele andere tijd dan onze tijd. Het evangelie moest nog over de gehele wereld worden verspreidt. Nederland was het Israel van het westen. Een land wat van God was gezegend, en er is een diep verval gekomen. Juist dan lijkt me de citaten van de profeten eerder van toepassing dan het verweer met Paulus woorden. Daarnaast zijn er tal van voorbeelden van oudvaders die het land opriepen de zonden te verlaten. O.a. Smytegelt en Owen. Daar is nog een geschrift van ook waarvan het opschrift luidt:
Gods gewone handelingen met zondige landen en kerken voorgesteld door John Owen, doctor in de Heilige Godgeleerdheid. Beschreven en in het licht gegeven met het oog op het diep verval van Nederlands kerk en staat, land en volk. Met voorbericht van de uitgever en voorwoord van H. de Cock,
in leven leraar aan de Theologische School te Kampen. Uitgegeven te Rotterdam 1738
http://www.theologienet.nl/documenten/O ... lingen.pdf
Ik heb dat boekje zelf. En ook flink wat in gelezen. Overigens gaat het niet expliciet over Nederland in dit boekje. Ook niet over de Nederlandse kerk. Meer over de kerken in het algemeen.
Ik ben niet tegen evangelisatie. Ik heb het over "tegen de zonden van "de niet gelovigen buiten de kerk" preken terwijl ze zich niet in de kerk bevinden. Nederland was nooit het Israel van het westen. Zal het ook nooit worden. Theologisch ben ik het niet eens met deze uitdrukking.
Het ging ook niet over dat een predikant preekt (in een kerkdienst) tegen de zonden van mensen die zich niet in de kerk bevinden. Als dat de opvatting is dan deel ik die, dat heb ik ook nooit gezegd en bedoeld. Het ging o.a. over een situatie zoals bij ds. Kort. Doormiddel van een brief of een getuigenis bij een gemeenteraad (zoals ds. van der Tang). Waarbij de toehoorders ook het evangelie werd verkondigd.
Eerder vroeg je (hoe je dat nou weggehaald hebt is me een raadsel) of ik het zo zag dat Owen tegen het volk sprak. Zo lees ik dat inderdaad en dat is ook vrij duidelijk in het boekje terug te vinden. Een van de meerdere voorbeelden zal ik citeren:
En dan zal ik de reden daarvan openleggen, waardoor ik tot mijn voornaam oogmerk komen zal. Ik zal niet blijven staan op de bijzondere soort van de waarschuwingen en tekens, maar alleen spreken van de algemene natuur van Gods waarschuwingen, in zo'n tijd van overdadige zonden, die vergezeld wordt door grote blijken van naderende oordelen, hetzij door het Woord, of op een andere
manier.
1. Volgens deze regel was Gods handelwijze met de oude wereld, die ons als een voorbeeld wordt voorgesteld. Zie 2 Petrus 3:20; 2:5. Het volk van de eerste wereld was een goddeloos en tergend geslacht. God waarschuwde het door de prediking van Noach, en andere middelen. Zolang hij predikte, wachtte Gods verdraagzaamheid op boetvaardigheid en reformatie. Want dit was het doeleinde, zowel van de gelegenheid als van de lering, die hun daarin werd toegestaan. Maar toen ze daar niet naar hoorden, bracht Hij de zondvloed over de goddeloze wereld.
2. Zo handelde Hij ook met de kerk van het Oude Testament. Een kort verhaal daarvan is te zien in 2 Kron. 36:15, 16, 17. Na de verachting van alle voorgaande waarschuwingen van God, en het uitstellen van boetvaardigheid en reformatie, kwam de tijd waarin er geen helpen meer aan was. Maar de stad en tempel moesten verwoest, en van het volk een gedeelte verslagen, en een gedeelte gevangen weggevoerd worden. En hiertoe is ook een algemene regel voor alle tijden en gelegenheden neergesteld, Spr. 29:1.
3. Op dezelfde wijze heeft God gedaan met de kerken van het Nieuwe Testament. Allen die eerst geplant waren, zijn uitgeroeid door het zwaard van Gods ongenade; omdat ze zich verhardden onder Zijn roepingen en waarschuwingen.
4. God gaf ze een uitmuntend voorbeeld in de bediening van Jeremia de profeet. Aan hem openbaarde Hij de regel van Zijn voorzeggingen, hoofdstuk 18:7, 8: "in een ogenblik zal Ik spreken over een volk en over een koninkrijk, dat Ik het zal uitrukken, en afbreken, en verdoen. Maar indien datzelve volk, over hetwelk Ik zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid bekeert, zo zal Ik berouw hebben over
het kwaad, dat Ik hetzelve gedacht te doen." Hier wordt ons de gehele waarheid vertoond en opengelegd.
Het volk en het koninkrijk waarop de profeet voornamelijk het oog had, was de Joodse natie en kerk. Van die wordt verondersteld dat ze boos waren, en dat de zonde onder hen overvloedig was. In deze staat waarschuwde God ze door de dienst van Jeremia, en op andere manieren......
Volgens deze regel volhardde de profeet in zijn bediening. En de hoofdsom van zijn predikaties was deze: "het is nu een tijd van grote zonden en tergingen. Dit en dat zijn uw ongerechtigheden.
De laatste alinea schrijft Owen dat in zijn voorbeelden Jeremia voornamelijk de Joodse natie en kerk op het oog had. Maar een paar alinea's later in zijn boek schrijft hij het volgende:
En zo zal het zijn met alle andere volken. Men mag daartegen redeneringen en voorwendsels maken zoveel men wil.
Bron:
http://theologienet.nl/documenten/Owen_ ... lingen.pdf