Valcke schreef:Susanna schreef:Ik was aan het lezen over Theodor Beza en kwam dit citaat tegen:
Hij was een gewelddadige tegenstander van de wederdopers, terwijl hij de vervolgde Waldenzen warm verdedigde.
Wat maakt het verschil? Zowel wederdopers als Waldenzen hadden de doop door onderdompeling bij volwassenen (en geen zuigelingendoop).
Volgens hun belijdenissen hadden de Waldenzen de zuigelingendoop. Ik weet dat Zevendedagsadventisten en dergelijke anders beweren, maar ik bezit geschriften van de Waldenzen waarin veel belijdenissen zijn opgenomen waarin ook duidelijk de doop aan de kinderen genoemd wordt.
Vooralsnog beschouw ik de bewering dat de Waldenzen geen zuigelingendoop kenden als een fabeltje. Als er iets van waar is, dan zou het kunnen gaat om een kleine groepering in de Middeleeuwen, maar ik twijfel hier toch aan - ik heb er nooit een bewijs voor gezien. Ten tijde van Farel, Calvijn en Beza kenden alle Waldenzen de zuigelingendoop en was dit onder hen geen enkel issue. Om die reden denk ik dat dit ook geldt voor de vroegere Waldenzen.
Lees bv. de vele geschriften van de Waldenzen opgenomen in de boeken van Jean Paul Perrin (Nederlandse editie 1625, reprint verkrijgbaar) en van Jean Leger, zelf predikant onder de Waldenzen (Nederlandse editie circa 1670). In deze boeken staan misschien wel tien geschriften uit de laat-Middeleeuwse periode of vroege 16e eeuw waarin de doop aan de kinderen beleden of beschreven wordt. Ook in een geschrift dat specifiek over de sacramenten gaat (opgenomen bij Perrin) is dit het geval. Bij Jean Leger vind je de geschriften zelfs in de oorspronkelijke 'Waldenzentaal' (dat ergens tussen het Italiaans en Frans in zit) terug.
Ik zou iets niet zo gauw een fabeltje willen noemen. Daar is veel meer studie voor nodig. Eigenlijk stappen we halverwege in een trein, die al een veel langere reis achter de rug heeft. Ik las dit:
Hoewel de Waldenzen en Hervormers een opmerkelijke mate van overeenstemming vonden over de meeste belangrijke doctrines, waren er duidelijke meningsverschillen. Sommige Waldenzen raakten van streek door de nadruk op predestinatie en andere calvinistische doctrines. Toen in 1532 op de synode van Angrogne een pedobaptistische geloofsbelijdenis werd aangenomen, onder leiding van de Zwitserse hervormers, Farel en Oecolampadius, weigerden een grote minderheid van de Waldenzen zich aan deze nieuwe geloofsbelijdenis te laten binden. Zij verklaarden dat het een omkering zou zijn van hun eerdere overtuigingen. Dat zij in deze interpretatie gelijk hadden, is ook het oordeel van latere geleerden die de vroegere Waldenzische geschiedenis grondig bestudeerden. Ziek en moe door de vervolging, kwam er inderdaad (pas na 2 jaar onderhandelen) een verbintenis in 1532 tot stand. Sindsdien noemde een groot deel van de Waldenzen zich pedobaptisten. Veel anderen zochten een veilig heenkomen.
Kleine Waldenzische groepen gingen anderzijds over naar de Tsjechische Broeders. De Italiaanse groeperingen, vooral die in Zuid-Italië, bleven buiten alle reformatorische stromingen, terwijl de Duitse Waldenzen vaak aansluiting vonden bij de dopers, met wie zij een aantal kenmerken - verwerping van oorlog, eed, openbare ambten, en zeker hun neiging tot ‘stille innerlijkheid’ - gemeen bleken te hebben. Zo gingen vitale ketterijen en hun aanhangers allengs over in de nieuwe sekten, en vormden daardoor weer een bronnengebied binnen het protestantisme. *
Over de 15e-eeuwse Boheemse Waldenzen zegt Broadbent: "Een van de eerste dingen die zij (de Tsjechische broeders)* deden, was de aanwezigen dopen, want de doop van gelovigen door onderdompeling was gebruikelijk voor zowel de Waldenzen en broeders, hoewel het werd onderbroken onder de druk van de vervolging."
Nog in de 16e eeuw zei Kardinaal Hosius, die het Concilie van Trente voorzat en een geschiedenis schreef van de ketterij van zijn eigen tijd, dat de Waldenzen de kinderdoop verwierpen en iedereen herdoopten die hun gevoelens omarmden.
Armitage wijst erop dat er in de vroege middeleeuwen bewijzen van verzet tegen de kinderdoop te vinden zijn. Een van de broeinesten van een dergelijk sentiment was het noordwesten van Italië, de thuisbasis van de Piemontese Waldenzen: De kinderdoop werd bij elke stap tegengewerkt.
Eigenlijk kun je dus zeggen dat wortels van de latere, kenmerkende Presbyteriaanse leerstellige praktijken onder de Waldenzen, met name de kinderdoop, niet verder worden teruggevoerd dan het begin van de 16e eeuw, toen de Waldenzen van Savoye, geen andere keuze had dan de reddingslijn te grijpen, die hen door de nieuw opgekomen hervormers werd geboden, om mogelijke vervolging en dood te ontlopen.
We zijn niet helemaal zuiver als we zeggen dat zeggen dat zij de kinderdoop omarmden, vóór de tijd van de Reformatie.
het ligt veel gecompliceerder.
Bronnen: Rev. WW Everts, Jr., The Church in the Wilderness, of The Baptists Before the Reformation
THE WALDENSES WERE INDEPENDENT BAPTISTS An Examination of the Doctrines of this Medieval Sect, By Thomas Williamson
* Ketters, 14 eeuwen kettergeloof, Theun de Vries