40 stellingen

Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Beste voorbijganger,

De allervolmaakste wil is niet schuldig, schuldig, schuldig. Nee de allervolmaakste wil Gods zijn Zijn deugden. Als we spreken over waarheid en gerechtigheid dan kunnen deze deugden krachtens de Wet toch alleen eisen?
En als een leefregel dan zegt de zondaar 'hoe lief heb ik uw wet'

Richting JGP 'Wat is de Wet als tuchtmeester tot Christus'? Hoe leg jij dat uit?
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
JGP

Bericht door JGP »

NDonselaar, hoe ik dat uitleg. Het woord 'tuchtmeester' komt uit Galaten 3.

23 Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden.
24 Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden.
25 Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester.
26 Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus.

Mijn visie is dat een gelovige een 'twee-mens' is, voor een deel nog 'de oude mens' en voor een deel 'de nieuwe mens'. De oude mens staat onder de wet, wordt door de wet veroordeeld en moet (af)sterven. De nieuwe mens leeft van genade en moet groeien. In de zin van Joh 3 : 30: "Hij (Christus) moet wassen (in mij), maar ik (de oude mens) minder worden".

Zie ook Romeinen 6 vers 8: "Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven".

en vers 14: "Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.".
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Beste voorbijganger,

Ik denk ook dat mij eenvoudig weg de tijd ontbreekt om bepaalde antwoorden dieper te verwoorden, excuses daarvoor. Ik hoop de komende dagen wat tijd te hebben voor Bedelen bij de Bron en bv. Wet en Evangelie van Ds. P. de Vries.

Richting JGP Mijn vraag was niet waar het staat maar hoe je het uitlegt.
Als Paulus hier aan de Galaten schrijft gebruikt hij het woord 'paidago'gos'. Dit betekent eigenlijk schoolmeester of instructeur. Dit is een heel andere betekenis dan het vertaalde woord 'tuchtmeester' uit Hosea 5:2 wat van het woord musar en wat wel betekent een tuchtmeester in de straffende zin. Tuchtmeester zoals Paulus het gebruikte was als onderwijzer. Het wees heen! Hij bedoeld hier de ceremoniële wetgeving die heenwees naar Christus als onderwijzer. De KJV gebruikt het woord 'schoolmaster'

Groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Beste forummers,

Ik wil toch nog reageren op sommigen van jullie. Ik kreeg het verwijt, vond ik, dat ik overtuiging en ellendekennis splitste, ja dat ik een onderscheid maakte in de ellendekennis.
Toen ik zo van het weekend eens las in een boek van Ds. C. Harinck troffen mij diverse opmerkingen van reformatoren/nadere reformatoren.
Hij haalt Calvijn aan in zijn commentaar op Handelingen 20:21. Lees mee: ‘Calvijn blijft zeggen, dat de boetvaardigheid en de bekering volgen op het geloof in Gods vergiffenis. Zondekennis zonder hoop is een voorhof van de hel. De ware droefheid over de zonde vloeit voort uit een bevatting van Gods barmhartigheid en het geloof in de belofte van vergiffenis’

Dan gaat Ds. Harinck over tot het citeren van James Durham (Unsearchable Riches of Christ, blz. 129)
Vooraf aan het citaat schrijft hij dat er twee stromingen zijn. De éne stroming hield strikt vast aan bepaalde stadia van voorbereidingen, die tot het geloof in Christus leiden. Zij neigden er soms toe om te stellen dat men voor het geloof in Christus een zekere geschiktheid moet bezitten.
Een andere stroming werd voorzichtiger in het spreken over die stadia en gaven de voorkeur aan de vruchten van verslagenheid en vernedering van het hart. Zij vonden dat de enigste geschiktheid voor het geloof in Christus bestaat in het kennen van zijn behoefte aan een Zaligmaker. Velen begonnen te leren, dat alles wat een mens deed voordat hij in Christus geloofde slechts blinkende zonden waren. We vinden dit dus bij James Durham: ‘De vrijheid van genade vereist niet zulke dingen als vernederd te zijn of andere hoedanigheden. Zij sluit zulke dingen veel meer uit, want dit zou niet anders zijn dan iets tot de markt van vrije genade brengen. Genade is vrij en voor hem die het hebben wil.’
Durham acht het niet mogelijk dat iemand zonder berouw tot Christus komt, maar hij durft toch te zeggen: ‘Indien het mogelijk was dat een ziel zou kunnen komen zonder een gevoel van zonde, de genade zou hem omhelzen.’

Letten we nu eens op het verschil tussen Professor Hadow (tegenstander van de Marrow men) en bv. de Marrow men.
Professor Hadow leert (J. Hadow in the Marrow detected, blz. 41) ‘Wanneer wij zondaren leren om berouw te hebben en geloven, leren wij hen niet om een prijs in hun hand mee te brengen voor hun zaligheid en om op hun eigen gerechtigheid te rusten. Wij leren de boetvaardigheid niet als een verdienstelijke oorzaak van onze rechtvaardigmaking, maar als een geschiktheid in ons gewerkt door de Heilige Geest in de persoon (is dit wat velen tegenwoordig het ‘plaatsmakende werk’ noemen?, ND), die de Heere wil rechtvaardigen en waaraan het God behaagd heeft die belofte van vergeving te verbinden.’
Dus Hadow leert dat het door Gods Geest geschiktheden zijn, maar hij maakt de boetvaardigheid tot de grond van het geloof en is dus de belofte van het Evangelie verbonden aan een geschiktheid in de mens. Hier wordt geen goddeloze zondaar gerechtvaardigd, maar een geschikte zondaar.

De Marrow men hebben zich hiertegen verzet. Zij proefden hierin neonomianisme en hypercalvinisme. Er werd een geschiktheid van de mens als grond van de rechtvaardiging gesteld en de evangeliebelofte werd niet verbonden met het geloof, maar met de boetvaardigheid!
Dit is een omkering van de orde des heils. Boetvaardigheid is nooit een grond van het geloof maar een vrucht van het geloof.
De Marrow men maakten een onderscheid tussen wettische boetvaardigheid en evangelische boetvaardigheid.
Zij leerden dus zeker het voorbereidend werk van de Wet, maar stelden zij dat de boetvaardigheid en de levensheiliging vruchten zijn van het geloof in Christus en niet aan dit geloof vooraf gaan als een vereiste geschiktheid. Vandaar dat wij wilden onderscheiden tussen een wettisch berouw en evangelisch berouw. (Het door mij bedoelde verschil tussen ‘overtuiging’ en ‘ellendekennis’, ND)
Dan vervolgt Ds. C. Harinck: ‘Dit onderscheid was niet ongebruikelijk onder de rechtzinnige theologen. Op die wijze wordt ook over de overtuiging gesproken in het bekende boek over de bekering van Daniel Dyke, dat in die dagen een groot gezag had.
Dyke leert nadrukkelijk dat de ware bekering uit het geloof in het Evangelie vloeit. Maar tevens stelt hij dat er een vernedering door de Wet aan dit geloof voorafgaat. Hij schrijft (D. Dyke, De bekering, blz. 22) ‘Wanneer de Geest ons zo door de hamer van de Wet verbroken heeft, dan komt Hij ons hart daarna smelten door het vuur van het Evangelie’.

Mijn slotopmerking komt van blz. 233 uit dit boek en vertoont opvallend veel overeenkomsten met de gevoerde polemiek van oa. de Wachter Sions/de Saambinder/kerkblad OGG.
Lees mee: ‘Onder invloed van het neonomianisme en uit angst voor het antinomianisme vervielen velen in de dagen van de Marrow men er toe om de boetvaardigheid een geschiktheid en waardigheid voor de ontvangst van genade te noemen. In de visie van professor Hadow zien we de angst voor het antinomianisme, dat alle voorbereiding tot het geloof in Christus verwierp en vooral de doorwerking van de strikte opvatting over voorbereidingen voor het geloof in Christus. De leer van de voorbereidingen en geschiktheden begint bij Hadow zelfs hypercalvinistische trekken te vertonen. Men moet eerst merktekenen van de uitverkorenen vertonen, voordat men de belofte van het Evangelie geloven mag. Hij (en velen tegenwoordig, ND) verwart ook gedurig aanbieden met in bezit stellen. Dit laatste is ook karakteristiek voor het hypercalvinisme.
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Hoi Zeeuw,

Uit je posting van 15-11
Maar jij gaat hier nog verder; je stelt onderscheid tussen de ellendekennis waardoor Gods kinderen overtuigd worden; wat je overtuiging noemt; en je stelt daarnaast de ellendekennis van Gods kind na de kennis van Christus.
Mijns inziens is dit de onderscheiding die ook de Marrow men maakten.
Daarmee is alle kennis van ellende voor de kennis van Christus dus niet-zaligmakend werk; van de mens dus.
Misschien ga ik hierin te ver, maar ook hierin vind ik 'gelukkig' iemand aan mijn zijde. Lees mijn aanhaling van James Durham (...)Een andere stroming werd voorzichtiger in het spreken over die stadia en gaven de voorkeur aan de vruchten van verslagenheid en vernedering van het hart. Zij vonden dat de enigste geschiktheid voor het geloof in Christus bestaat in het kennen van zijn behoefte aan een Zaligmaker. Velen begonnen te leren, dat alles wat een mens deed voordat hij in Christus geloofde slechts blinkende zonden waren. We vinden dit dus bij James Durham: ‘De vrijheid van genade vereist niet zulke dingen als vernederd te zijn of andere hoedanigheden. Zij sluit zulke dingen veel meer uit, want dit zou niet anders zijn dan iets tot de markt van vrije genade brengen. Genade is vrij en voor hem die het hebben wil.’ (...)
Ik begrijp waarom je dit stelt; je bent zeer bang voor een rusten in ellendekennis buiten Christus; maar ik geloof dat je -hoezeer ik je angst ook begrijp- hier zelf ook een grens overgaat.
Is dat zo? En dan bedoel ik 'de grens'?
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Zeeuw

Bericht door Zeeuw »

Beste Donselaar,

"Mijns inziens is dit de onderscheiding die ook de Marrow men maakten."

Inderdaad is je visie duidelijk; toch past hier m.i. absoluut geen = teken. Een poging tot uitleg.

Het citaat van Durham is duidelijk geplaatst in de context van de Marrow-controversy. Daarin moeten we het lezen. (overigens: citaten uit het boek van ds. Harinck over de Marrow ?)Nadrukkelijk keren de Marrow-men zich tegen het eisen van geschiktheden in een zondaar alvorens tot Christus te komen. Zij zagen in hun dagen daardoor een veelal voorwaardelijke Evanglieprediking en daar keren zij zich fel tegen.Terecht!
Toch moeten we niet de andere kant doorslaan en stellen dat de Marrowmen geen plaatsmakend werk kennen. Evenzeer leren de Marrow men nadrukkelijk als je het zo wilt noemen het plaatsmakende werk. Alleen word dit niet en nooit in verband met de Evangelienodiging gebracht zodat het ook nooit maar iets op een voorwaarde lijkt. Juist vanuit dit gezichtspunt lees ik met name dit citaat "Durham acht het niet mogelijk dat iemand zonder berouw tot Christus komt, maar hij durft toch te zeggen: ‘Indien het mogelijk was dat een ziel zou kunnen komen zonder een gevoel van zonde, de genade zou hem omhelzen.’ Dit citaat zou met vele citaten van hen aan te vullen zijn; waaruit zeker blijkt dat zij erkenen dat Gods gewone weg een weg van overtuiging van zonde is; alvorens tot Christus te leidden. Alleen keerden zij zich zeer sterk tegen een bepaalde MATE of DIEPTE van overtuiging en de overmatige beaccentuering hiervan in de prediking. Zie bijv. ook Boston, Erskine en vele anderen.

Terugkomend op het onderscheid tussen het door jou gemaakte onderscheid tussen overtuiging en ellendekennis. Jij plaatst dit gelijk aan het onderscheid tussen wettisch berouw en evangelisch berouw.

Als ik je goed begrepen heb (zo niet, dan hoor ik het graag!) zie je de overtuiging(= dus wettisch berouw volgens jouw) bij een zondaar die voor het eerst tot Christus komt; terwijl ellendekennis (= evangelisch berouw) na de Christuskennis komt.

Als bovenstaande jouw visie is; ben ik het daar niet mee eens. Waarom niet ?
1) in het komen tot Christus is er dan alleen sprake van de Wet die uitdrijft. Dat is m.i. niet naar de Schrift. Zeker, er is een overtuiging door de wet die uitdrijft, maar tegelijkertijd is er een trekking door het Evangelie. Juist het 'samenspel' van Wet en Evangelie brengt een zondaar tot Christus. Indien in jouw visie dit alleen de wet is; drijft de overtuiging de zondaar in de wanhoop en niet naar Christus.
2) een tweede bezwaar is dat de ellendekennis dan geheel gelijk staat aan evangelisch berouw. Dat is tegen de Schrift; daarnaast ook tegen de HC. Waaruit kent gij uw ellende ? Uit de wet Gods!. Dus ook in de ellendekennis van Gods kind speelt de Wet een rol. En ook daar is tegelijk weer het Evangelie wat trekt en wat steeds meer kracht krijgt door de opwas in de genade.

M.i. bedoelden de Marrow-men met het Wettisch berouw de zogenaamde algemene overtuigingen die niet altijd(soms wel, indien het Evangelie een evangelisch berouw 'erbij' werkt) naar Christus leidden. Dat is een geheel andere gedachte. Ik citeer hier ook ds. Harinck (De Schotse Verbondsleer):

"Calvijn is hier zeer beslist in en zegt"dat echter de boetvaardigheid niet alleen terstond volgt op het geloof, maar ook daaruit geboren word, moet buiten geschil zijn. Zij echter, die menen dat de boetvaardigheid veeleer aan het geloof voorafgaat, dan daaruit voortkomt, of daardoor voortgebracht wordt, gelijk de vrucht door de boom, hebben haar kracht nooit gekend en laten zich door een al te licht bewijs tot dit gevoelen brengen". Ook Rutherford drukt zich hierover niet twijfelachtig uit, als hij zegt "er is niemand van ons, die leert dat zaligmakende vernedering aan het geloof voorafgaat". Men keert dus inderdaad de orde om, wanneer men eerst boetvaardigheid eist en daarna pas toestaat om het Evangelie te geloven.(wat de dwaling van de Marrowmen was!:ZEEUW) Calvijn zegt zelfs, dat zulken de kracht van het geloof nooit hebben gekend. Wat maakt een zondaar boetvaardig ?
Is niet de boodschap van het Evangelie, dat God nochtans Zijn handen uitstrekt naar een, die zo gezondigd heeft, de bron van de boetvaardigheid ? Door de wet word het hart gebroken en de vrees gewekt, maar door het Evangelie word het hart vernederd. De gedachte aan de goedheid en de barmhartigheid van zijn vader deed het hart van de verloren zoon vol bittere droefheid zijn over de zonden. Het is zoals Calvijn zegt "de boetvaardigheid van het Evangelie zien we in allen die door de prikkel der zonde bij zichzelf gewond en door het vertrouwen op Gods barmhartigheid opgericht en opgeleefd, tot de Heere bekeerd zijn".
Dit is de leer die Thomas Boston verdedigde en preekte. In die verhouding zag hij geloof en boetvaardigheid. We zagen, dat hij leerde dat het geloof in de wet een voorbereiding is voor het geloof in het Evangelie. Wij zouden dit overtuiging van zonde noemen. Toch is dit iets anders, dan stellen dat de boetvaardigheid aan het geloof vooraf gaat. Men moet goed verstaan wat bijbelse boetvaardigheid is.(!!): Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben. De wet werkt dit niet. De wet werkt zondekennis, vrees en bekommering. Het geloof in de wet doet de mens geloven dat hij schuldig, verloren en vervloekt is. Dit noemen de schotse theologen de wettische bekering. Zij gaat in de meeste gevallen aan de evangelische bekering vooraf. Een werk der wet is ook voor de meesten noodzakelijk. Er is zoveel hoogmoed in het hart van de gevallen mens, dat de aardbeving, de storm en het onweder nodig zijn om de komst van het kluisteren van de Evangelieliefde voor te bereiden. Het werk van overtuiging wordt door Boston niet ontkend. Hij predikte het met kracht. Maar de wet werkt geen boetvaardigheid. Dat doet alleen het geloof van het Evangelie. Het licht van het Evangelie moet erbij komen. Dat geeft een ander gezicht op de zonde. Dit doet ons zien, dat de beledigde God Zijn genade aanbiedt. Het toont ons Christus geslagen en gestriemd voor onze zonden op het kruis. Dat geeft een gans andere bevatting van de zonde. Men word nu op een andere wijze schuldig. De wettische zondekennis is gekenmerkt door vrees en verslagenheid, die roept "wat moet ik doen om zalig te worden?". De evangelische boetvaardigheid is gekenmekrt door droefheid, vernedering van hart en een walgen van zichzelf. Zo hoog slaan de schotse theologen de evangelische boetvaardigehid aan, dat zij zeggen "de wettische boetvaardigheid kan gemist worden, al is zij in de meesten een voorbereiding voor de evangelische boetvaardigheid, maar de laatste is onmisbaar".
Men moet zich dan ook vooral toetsen aan de evang. boetv. De wett. boetv en de evang.boetv. kunen door elkaar lopen. Het gezicht is nu eens meer op de wet, die vrees werkt, en dan meer op het evanglie en dat werkt smart en verbreking van hart. Maar wanneer het Evangeli-licht toeneemt, neemt de slaafse vrees af. Deze evan.g boetva. nu, is niet los te maken van het geloof in het Evangelie. "

Prachtig citaat.

Groeten.
Zeeuw

Bericht door Zeeuw »

Ter aanvulling:

Juist omdat de Marrow-men de boetvaardigheid als VRUCHT van het gloof zagen en nooit als grond; konden zij zo onbekommerd nodigen, roepen en bevelen tot geloof. God werkt immers juist door de Evangelie prediking de Evang. boetv.; en daarom komt het Evangelie tot een ieder.!

Groeten
Gebruikersavatar
ndonselaar
Berichten: 3105
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
Contacteer:

Bericht door ndonselaar »

Beste Zeeuw,

Als ik me wat anders uitdruk als sommige Nederlandse of Schotse theologen is dat niet hun schuld maar mijn gebrek aan ‘verwoording’.

Trouwens al mijn aanhaling komen uit het boekje ‘Om het hart van het Evangelie van Ds. C. Harinck’.

Toch nog even Daniel Dyke: ‘Wanneer de Geest ons zo door de hamer van de Wet verbroken heeft, dan komt Hij ons hart daarna smelten door het vuur van het Evangelie’
Typerend voor de prediking uit die dagen was om te stellen, dat enerzijds deze overtuiging door de Wet noodzakelijk is en anderzijds te leren dat alleen de evangelische boetvaardigheid zaligmakend is. Het wettisch berouw is nog geen bewijs van de ware bekering. Dit kan ook in verworpenen aanwezig zijn.
Weer Dyke: ‘Velen kunnen de eerste trap van vernedering door middel van de Wet kennen, zonder ooit de tweede, door middel van het Evangelie te komen. Zoals Juda, Kain en andere verworpenen, die ten enenmale door de bedreigingen der Wet gedood zijn, zoals sommige kindeen van pijn bij de geboorte stikken. Maar zoals er geen geboorte kan plaats vinden zonder voorafgaande weeën, zo kan er geen ware bekering zijn, zonder enige verschrikkingen der Wet en benauwdheid van het geweten.â€
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Ndonselaar,

Laten we het simpel en helder houden. Tenslotte is het Evangelie niet moeilijk.

Wanneer wordt men verlost, krijgt men kennis van zijn of haar verlossing?
Dat is als men Christus te voet valt en Hem aanneemt als Profeet, Koning en Priester.
Hoe komt men tot Hem? Door de kennis der ellende van Zondag 2-4.
Is dat de kennis der ellende die behoort tot de drie stukken? Volgens de HC wel.
Na het aannemen van Christus wordt deze ellendekennis verdiept (Zie Zondag 33 over de bekering) en leidt tot een leven in dankbaarheid.

Mee eens?
Plaats reactie