de gemeentezang
Geplaatst: 06 okt 2005, 11:54
Bron: Prikbord van kerkorgel.pagina.nl
Ter lering ende vermaeck, een recensie van columnist AJ Klei, zoals op zaterdag 26 mei 1979 te lezen viel in dagblad Trouw.
door A. J. Klei
Als je ‘t mij vraagt, is er een mooie, gave ruzie opkomst in de organistenwereld. Nu ontstaat daar zeer snel, onenigheid; iemand hoeft maar op een verkeerd moment de tremulant open te trekken of de verhitte debatten barsten los. Maar ditmaal gaat het om een zaak die ook ver uit de buurt van de orgelbank vele harten beroert: de gemeentezang.
Onlangs kwam ik bij een middelbaar echtpaar over de vloer, dat hun progressieve overtuiging op de been houdt met behulp van blokfluiten en versies van Huub Oosterhuis. Zij vertrouwden mij toe dat zij momenten kennen, waarop hen het verlangen bekruipt naar psalmgezang in stevige verpakking, zoals je dat via de EO in huis kunt halen. Ze brachten me enigszins beschroomd van deze hunkering op de hoogte, uit vrees van voor reactionair versleten te worden, — en als deze mensen ergens benauwd voor zijn, is het dáárvoor.
Ik zette uiteen dat hun vrees in zoverre ongegrond was, dat niet alleen in de behoudende hoek der vaderlandse christenheid de wens naar luidkeelse gemeentezang en dreunend orgelspel leeft, maar ook bij afgedwaalden die, als ze weer eens een voet in de kerk zetten, daar de krachtige geluiden willen horen, waarvoor ze vroeger op de loop zijn gegaan.
In het officiële kerkmuzikale leven werden echter tot dusver dergelijke begeerten zorgvuldig onderdrukt. De cantor-organist diende zuinig om te springen met de registers en hij moest voorkomen, dat de gemeente eens lekker uit ging halen. Maar nu maken we mee dat de redactie van ,,Het Orgel”, keurig maandblad van de Nederlandse Organisten Vereniging, 29 pagina’s van het mei-nummer leegruimt voor Klaas Bolt, de (kerk)organist van de Haarlemse Bavo. Deze geeft in zijn lijvige bijdrage onbelemmerd lucht aan zijn niet geringe afkeer van de iele en vlugge gemeentezang van tegenwoordig. Hij eist eerherstel van de ,,stoere en sterke” kerkzang, die ,,groots is in al zijn ruige kracht”. De aangehaalde woorden zijn van Jan Zwart en naar hem hadden we beter moeten luisteren, vindt Klaas Bolt.
Dat de heer Bolt er niet met de pet naar gooit, kan blijken uit de 42 voetnoten die zijn artikel vergezellen. Deze wetenschappelijke aanpak brengt hem gelukkig niet tot het afgetrokken taalgebruik, dat zoveel studieuze verhandelingen slaapverwekkend maakt. Klaas Bolt zegt zonder omwegen waar ‘t op staat en roept ons reeds in de tweede Zin van zijn betoog over de in een crisissituatie verkerende gemeentezang toe dat ,,ook de gemeentezang ten offer (is) - gevallen aan de huidige drang tot nivellering en modernisering”. En om te weten waar we dan aan toe zijn, verwijst Klaas Bolt ons naar de NCRV-rubriek ,,Psalm van de week”, waar ze zich beijveren ,,zelfs meerdere regels in één adem uit te voeren”. Van Klaas Bolt mogen we na elk woord even uitblazen.
Ook de slechte akoustiek van de moderne beton- en spaanplaatkerken werkt dat ,,vlotte en lichte” zingen In de hand en door ,,liturgische verdwazing” wordt er ook nog het een en ander verprutst.
Klaas Bolt: ,,Men kan constateren dat vele liturgisten, cantores en organisten (waarvan een aantal hun solistisch optreden als het belangrijkste beschouwen) geen besef hebben van de aparte en unieke schoonheid van onze Hollandse gemeentezang. Zij menen dat zij deze stoere en grandioze samenzang ook uniek in de wereld — naar koorvoorbeeld moeten scholen en verbeteren. Zo is de ,,Psalm van de week” nog nooit door een vol-uit zingende gemeente voorgezongen, maar altijd zeer gecultiveerd door een koor.
Gemeentezang en koorzang zijn te vergelijken met een brede rivier en een kanaal; de ‘verbetering’ van de gemeentezang is hetzelfde als het kanaliseren van een rivier, waarbij hét water waarschijnlijk wel sneller en doelgerichter zal gaan stromen, maar waarbij tegelijkertijd onnoemlijk veel schoons verloren gaat.”
Intussen houdt Klaas Bolt op zijn orgelbank ook de predikanten in de gaten. Op grond van allerlei ingewikkelde becijferingen komt hij tot de conclusie dat en dominee die voorgaat in de Haarlemse Bavo, tweemaal zo langzaam dient te spreken als de nieuwslezer van de NOS, wil ‘t wat worden. En de bij hem op adem gekomen gemeente kan zich vastklemmen aan zijn uitspraak: ,,Ikzelf zie geen reden om de gemeente veranderingen op te dringen.”
Vlak voordat Klaas Bolt aan de slotparagraaf van zijn beschouwing begint, gooit hij er nog een NB tegenaan. Een 43ste voétnoot, zou je kunnen zeggen. Hij vertelt dat zijn kopij al was ingeleverd bij de redactie van ,,Het Orgel”, toen hij een opname beluisterde, die gemaakt was op de te Leeuwarden gehouden jaarvergadering van de Gereformeerde Organisten Vereniging. De gereformeerden slaagden erin, ,,het record snelzingen te breken”, meldt hij opgewonden.
Reken maar niet dat de kwieke aanvoerders van de gereformeerde organisten dit op zich laten zitten. Trouwens, ook de cantores, van welke confessie ook, zullen zich ongetwijfeld in de strijd werpen. Want Klaas Bolt, die al eerder heeft laten weten dat hij een ferme greep in de toetsen aanzienlijk hoger aanslaat dan wat handgebaartjes voor een cantorij, verklaart dat de enige redding van de gemeentezang in het orgel gelegen is en dat daarom de functie van organist centraal moet komen te staan, ,,en niet het cantoraat en nog minderde koordirigent”.
Let op, daar komt een mooie, gave ruzie van. De cantores werpen in fierheid de handschoen voor Klaas Bolt z’n voeten en de voormannen van de Gereformeerde Organisten Vereniging gaan het wapen scherpen, dat hem bestrijden moet. En aan de andere kant snellen reeds Chr. Raalboom en zijn Orgelvrienden*) onder luid gejuich Klaas Bolt te hulp.
*) Chr. Haalboom is redacteur van het blad De Orgelvriend en eveneens verklaard tegenstander van iel en snel zingen in de kerk. Hij biedt mij thans gelegenheid met een voetnoot voor de dag te komen (‘t zijn er geen 42, maar beter wat dan niets).
Ter lering ende vermaeck, een recensie van columnist AJ Klei, zoals op zaterdag 26 mei 1979 te lezen viel in dagblad Trouw.
door A. J. Klei
Als je ‘t mij vraagt, is er een mooie, gave ruzie opkomst in de organistenwereld. Nu ontstaat daar zeer snel, onenigheid; iemand hoeft maar op een verkeerd moment de tremulant open te trekken of de verhitte debatten barsten los. Maar ditmaal gaat het om een zaak die ook ver uit de buurt van de orgelbank vele harten beroert: de gemeentezang.
Onlangs kwam ik bij een middelbaar echtpaar over de vloer, dat hun progressieve overtuiging op de been houdt met behulp van blokfluiten en versies van Huub Oosterhuis. Zij vertrouwden mij toe dat zij momenten kennen, waarop hen het verlangen bekruipt naar psalmgezang in stevige verpakking, zoals je dat via de EO in huis kunt halen. Ze brachten me enigszins beschroomd van deze hunkering op de hoogte, uit vrees van voor reactionair versleten te worden, — en als deze mensen ergens benauwd voor zijn, is het dáárvoor.
Ik zette uiteen dat hun vrees in zoverre ongegrond was, dat niet alleen in de behoudende hoek der vaderlandse christenheid de wens naar luidkeelse gemeentezang en dreunend orgelspel leeft, maar ook bij afgedwaalden die, als ze weer eens een voet in de kerk zetten, daar de krachtige geluiden willen horen, waarvoor ze vroeger op de loop zijn gegaan.
In het officiële kerkmuzikale leven werden echter tot dusver dergelijke begeerten zorgvuldig onderdrukt. De cantor-organist diende zuinig om te springen met de registers en hij moest voorkomen, dat de gemeente eens lekker uit ging halen. Maar nu maken we mee dat de redactie van ,,Het Orgel”, keurig maandblad van de Nederlandse Organisten Vereniging, 29 pagina’s van het mei-nummer leegruimt voor Klaas Bolt, de (kerk)organist van de Haarlemse Bavo. Deze geeft in zijn lijvige bijdrage onbelemmerd lucht aan zijn niet geringe afkeer van de iele en vlugge gemeentezang van tegenwoordig. Hij eist eerherstel van de ,,stoere en sterke” kerkzang, die ,,groots is in al zijn ruige kracht”. De aangehaalde woorden zijn van Jan Zwart en naar hem hadden we beter moeten luisteren, vindt Klaas Bolt.
Dat de heer Bolt er niet met de pet naar gooit, kan blijken uit de 42 voetnoten die zijn artikel vergezellen. Deze wetenschappelijke aanpak brengt hem gelukkig niet tot het afgetrokken taalgebruik, dat zoveel studieuze verhandelingen slaapverwekkend maakt. Klaas Bolt zegt zonder omwegen waar ‘t op staat en roept ons reeds in de tweede Zin van zijn betoog over de in een crisissituatie verkerende gemeentezang toe dat ,,ook de gemeentezang ten offer (is) - gevallen aan de huidige drang tot nivellering en modernisering”. En om te weten waar we dan aan toe zijn, verwijst Klaas Bolt ons naar de NCRV-rubriek ,,Psalm van de week”, waar ze zich beijveren ,,zelfs meerdere regels in één adem uit te voeren”. Van Klaas Bolt mogen we na elk woord even uitblazen.
Ook de slechte akoustiek van de moderne beton- en spaanplaatkerken werkt dat ,,vlotte en lichte” zingen In de hand en door ,,liturgische verdwazing” wordt er ook nog het een en ander verprutst.
Klaas Bolt: ,,Men kan constateren dat vele liturgisten, cantores en organisten (waarvan een aantal hun solistisch optreden als het belangrijkste beschouwen) geen besef hebben van de aparte en unieke schoonheid van onze Hollandse gemeentezang. Zij menen dat zij deze stoere en grandioze samenzang ook uniek in de wereld — naar koorvoorbeeld moeten scholen en verbeteren. Zo is de ,,Psalm van de week” nog nooit door een vol-uit zingende gemeente voorgezongen, maar altijd zeer gecultiveerd door een koor.
Gemeentezang en koorzang zijn te vergelijken met een brede rivier en een kanaal; de ‘verbetering’ van de gemeentezang is hetzelfde als het kanaliseren van een rivier, waarbij hét water waarschijnlijk wel sneller en doelgerichter zal gaan stromen, maar waarbij tegelijkertijd onnoemlijk veel schoons verloren gaat.”
Intussen houdt Klaas Bolt op zijn orgelbank ook de predikanten in de gaten. Op grond van allerlei ingewikkelde becijferingen komt hij tot de conclusie dat en dominee die voorgaat in de Haarlemse Bavo, tweemaal zo langzaam dient te spreken als de nieuwslezer van de NOS, wil ‘t wat worden. En de bij hem op adem gekomen gemeente kan zich vastklemmen aan zijn uitspraak: ,,Ikzelf zie geen reden om de gemeente veranderingen op te dringen.”
Vlak voordat Klaas Bolt aan de slotparagraaf van zijn beschouwing begint, gooit hij er nog een NB tegenaan. Een 43ste voétnoot, zou je kunnen zeggen. Hij vertelt dat zijn kopij al was ingeleverd bij de redactie van ,,Het Orgel”, toen hij een opname beluisterde, die gemaakt was op de te Leeuwarden gehouden jaarvergadering van de Gereformeerde Organisten Vereniging. De gereformeerden slaagden erin, ,,het record snelzingen te breken”, meldt hij opgewonden.
Reken maar niet dat de kwieke aanvoerders van de gereformeerde organisten dit op zich laten zitten. Trouwens, ook de cantores, van welke confessie ook, zullen zich ongetwijfeld in de strijd werpen. Want Klaas Bolt, die al eerder heeft laten weten dat hij een ferme greep in de toetsen aanzienlijk hoger aanslaat dan wat handgebaartjes voor een cantorij, verklaart dat de enige redding van de gemeentezang in het orgel gelegen is en dat daarom de functie van organist centraal moet komen te staan, ,,en niet het cantoraat en nog minderde koordirigent”.
Let op, daar komt een mooie, gave ruzie van. De cantores werpen in fierheid de handschoen voor Klaas Bolt z’n voeten en de voormannen van de Gereformeerde Organisten Vereniging gaan het wapen scherpen, dat hem bestrijden moet. En aan de andere kant snellen reeds Chr. Raalboom en zijn Orgelvrienden*) onder luid gejuich Klaas Bolt te hulp.
*) Chr. Haalboom is redacteur van het blad De Orgelvriend en eveneens verklaard tegenstander van iel en snel zingen in de kerk. Hij biedt mij thans gelegenheid met een voetnoot voor de dag te komen (‘t zijn er geen 42, maar beter wat dan niets).