Dies schreef:Ja, geënt om deel te krijgen aan de voeding uit de saprijke wortel. Maar daarmee maakt de gemeente uit de heidenen nog geen deel uit van Israël. Er blijft dus een onderscheid tussen Israël en de heidenen. Daarom moet je ook het speciale woordgebruik dat in de Schrift op Israël betrokken is heel specifiek daarop betrokken blijven denken.
Je moet op dat punt de Schrift in zijn geheel lezen. En dan blijkt dat de gemeente wel degelijk Gods volk wordt genoemd. Dat de gemeente wel is ingeënt op de olijfboom, maar daarmee geen deel uitmaakt van Israël, is een vergezochte redenering. “Gekunsteld”, zegt Kaw terecht. Joden zijn natuurlijke ranken, heidenen tegennatuurlijke ranken, maar het is één olijfboom.
Dies schreef: In Hand 15 is er een apostelconvent dat uitspreekt dat de heidenen die zich in het kader van de gemeente van Christus tot God bekeren niet gebonden zijn aan de wet van Mozes maar alleen aan de geboden die al van meet af ook de heidenen golden.
Dat houdt in dat de gemeente uit de heidenen niet in Israël ingelijfd wordt (het doel van het proselitisme), maar een eigen plaats heeft in Gods bedoelingen.
“Dit houdt in”. Een wankele conclusie. De gemeente is voorwerp van de profetie en niet een apart item in Gods “bedoelingen”.
Dies schreef: Van Israël zijn o.m. de verbonden en de wetgeving (Rom 9:4).
Dat volk staat op de eerste plaats. Het is het uitverkoren volk. 'Gods bruggehoofd op aarde' zou je kunnen zeggen.
Dat het evangelie over de wereld gaat is zodoende een vervulling van de belofte aan Abraham: in u zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden. Het Godswoord gaat via Israël (woorden Gods toevertrouwd Rom 3:2) naar de heidenen.
Dat klopt. Dat is gebeurd via de apostelen en de gelovigen uit Israël, niet via degenen die Jezus verwierpen.
Dies schreef: In de hoedanigheid van eersteling is Israël blijvend Gods oogappel.
De gemeente van Christus heeft een andere plaats in verhouding tot Israël en ligt als zodanig niet als een Nieuw Verbondsvolk in het verlengde van "het Oude verbondsvolk Israël", zoals dat vaak wordt gezegd. Het Nieuwe verbond ligt in het verlengde van het oude verbond en is als zodanig ook met Israël gesloten.
Omdat de verbonden geen gesloten systeem zijn exclusief tot zegen van het volk van het verbond waaiert de zegen van het verbond uit naar de heidenen. Die volgorde: eerst de Jood; ook de Griek!
Ik denk dat Calvijn wel een clou te pakken had toen hij het verbond beschreef als concentrische cirkels met Israël in de binnenste cirkel. Het is jammer dat hij deze zienswijze niet echt heeft door-ontwikkeld.
Het verbond waaiert niet alleen uit (wat we daar ook onder moeten verstaan), we zijn erin opgenomen. Niet-Mijn volk (=de heidenen) is Mijn volk geworden. De heidenen zijn deel van Gods volk geworden. Een verbondsbelofte als Jes. 54:13 wordt door de Heere Jezus op
alle gelovigen toegepast, “een
ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft”.
Dies schreef:Israël is openbaringsvolk (Rom 3:2). Apart gezet door God om de volkeren te zegenen. In die zin kan de kerk niet al te grote pretenties hebben als doorgeefluik van het evangelie. Paulus zegt het zelf: de wederaanneming van Israël zal voor de wereld een leven uit de doden inhouden (Rom 11:12-15). Dat komt nog bovenop de zegen die het gevolg was van hun val: die betekende namelijk al rijkdom voor de heidenen. God heeft kennelijk al deze dingen op de kaart van Israël gezet. Het is een mysterie wat we niet helemaal onder woorden kunnen brengen. Dat zegt Paulus ook in Rom 11.
Israël
was openbaringsvolk. Zie Matth. 21:43. Het Koninkrijk Gods is nu van hen weggenomen. Paulus zegt niet dat de wederaanneming het leven voor de wereld een leven uit de doden zal inhouden. Paulus zegt dat hun verwerping de verzoening is der wereld, en dat hun wederaanneming het leven uit de doden is (niet “zal zijn”, dat is een foutieve vertaling). En dat is toch ook zo? Als een afgebroken, dus dode, tak wordt ingeënt, is dat toch het “leven uit de doden”?
Inderdaad is hier sprake van een mysterie. Niemand zal dit alles precies op formule krijgen.
Dies schreef: Best mogelijk dat het probleempunt voor veel reformatorischen ligt bij de kwestie uitverkiezing. Maar de Schrift spreekt nu eenmaal variabel over uitverkiezing. Israel is de uitverkorene onder de volkeren. Wil dat zeggen dat de volkeren dus het nakijken hebben? Nee, Israël wordt juist verkoren om de volkeren te zegenen.
Dat is toch ook gebeurd? De apostelen waren toch allen joden? En in Jeruzalem is toch de Heilige Geest uitgestort?
Dies schreef:Punt is dat het begrip oogappel in de Schrift exclusief gebruikt wordt binnen de relatie God > Israël. Dat wil nog niet zeggen dat gelovigen uit de heidenen niet kostbaar zijn in Gods ogen. Je moet het ene niet tegen het andere uitspelen natuurlijk. Maar de oogappel teksten zijn nu eenmaal betrokken op Israël. Daar verandert geen lieve heiden iets aan.
Nu de heidenen “Mijn-volk” zijn geworden, zijn ze óók Gods oogappel. En de ongelovige joden, die zich hebben losgescheurd van het ware Israël, zijn niet meer Gods oogappel, tenzij ze opnieuw in de olijfboom worden ingeënt.
Dies schreef:Gal 3:28 is hier natuurlijk wel wat gechargeerd vertaald. In de context staat er dat in Christus Jood noch Griek bestaat. Ze zijn beiden één in Christus. Dat veegt niet weg dat er wel degelijk Joden en Grieken bestaan.
Maar vers 29 laat aan duidelijkheid niets te wensen over.
Dies schreef:De kwestie is dat - zeker aanvankelijk - Joden en christenen samen de gemeente uitmaakten. In de bijbel merk je al dat dat gaat veranderen. Paulus spreekt de gemeente in Rome al exclusief aan als heidengemeente. In Galatië lag dat nog wel anders gezien Paulus' conflict met Petrus. In de loop van de kerkgeschiedenis is al heel snel de joodse wortel, waarin we geënt zijn, uit het oog verloren. Met de Reformatie overigens weer hervonden. Maar het blijft kennelijk een netelig probleem.
Het was in Paulus’ dagen al een netelig probleem. Kennelijk speelden in de gemeente van Rome twee zaken. In de eerste plaats: hoe kon het nu zijn dat het merendeel van de joden Christus verwierp, terwijl zij Gods volk waren, en in de tweede plaats: heidenchristenen gingen zich daardoor verheffen boven de ongelovige joden.
Dies schreef:Ik denk juist dat je de joodse wetsgetrouwheid in het kader van de gemeente van Hand 15 niet kan verklaren vanuit de gedachte: 'dat waren ze nu eenmaal gewend'. De Apostelen legden het blijkbaar vast als zijnde een kernpunt. Het was helemaal niet de bedoeling dat heidenen zich als joden gingen gedragen: zij zijn kinderen van de onbesneden Abraham, die als onbesnedene God geloofde.
De Joden, ook de messiasbelijdenden onder hen, zijn kinderen van de besneden Abraham en zijn daarmee gebonden aan de besnijdenis en de wet van Mozes. Dat is blijkbaar ook de Nieuwtestamentische Goddelijke orde.
In de tijd van de apostelen bestond het oude verbond nog. “Het was nabij de verdwijning”, Hebr. 8:13. Na de val van Jeruzalem was de tijd van het oude verbond definitief afgesloten. Maar van Petrus wordt al gezegd (Gal. 2:14), dat hij als Jood naar heidense wijze leefde en Paulus verweet hem dat hij de heidenen naar de joodse wijze wilde laten leven.
Dies schreef:Wat doe jij dan met de beloften voor de afgebroken natuurlijke takken?
Wat jij nu verwoordt, dat is dus de aloude vervangingstheologie. Die haalt een streep door Israël als verbondsvolk en zet de kerk als verzameling van de gelovige Joden en heidenen er voor in de plaats. Zodoende blijft er van Rom 9-11 dus niets over! Hooguit een of ander idee dat de Joden die nu niet in Jezus geloven straks kerkleden zullen zijn. Nou, met een dergelijke verwachting voor ogen is er al genoeg ellende geweest richting Joden.
Overigens zijn er inderdaad niet twee verbondsvolken. Er is één verbondsvolk: zowel oud als nieuw: Israël. (Zie Jer 31)
Inderdaad sta ik de “aloude vervangingstheologie” voor en daarvoor schaam ik me niet.
Verder, dat de joden straks kerkleden zullen zijn, is dunkt mij een grote zegen. Wat moeten ze nog meer willen?
De ongelovige joden hebben zich losgemaakt van het verbondsvolk, zijn “Niet-Mijn volk” geworden, maar ze worden beschouwd als behoord hebbende tot het verbondsvolk. Dat impliceert dat de joden – althans in díe tijd, maar mogelijk ook nu nog – een bevoorrechte positie hebben.
Dat betekent níet dat de heidenen niet tot Gods volk zouden behoren. Zoals gezegd: “niet-Mijn volk” wordt “Mijn volk”.
Dies schreef:Het verschil met mijn insteek is blijkbaar dat mijn opponenten zich niet een kerk kunnen voorstellen zonder dat die gekaderd is binnen een apparte verbondsrelatie. Dat komt omdat men de kerk ziet als een instituut, los van de wortel Israel.
Ik zie de kerk juist absoluut niet als een instituut. Het komt me voor dat jij dat juist doet. Ik zie de kerk geheel in het verlengde van Israël, dus niet los van de wortel Israël, ja, maar wacht, welk Israël bedoel je dan met die wortel? Toch niet de afgebroken takken, want dáárop zijn we nu juist niet ingeënt.
Dies schreef:De heidenen binnen de gemeente van Christus zijn juist verbonden met Israel omdat het haar geestelijke wortel is. De gemeente is dus geen appart vebondsvolk, Want dat zou de positie van de gemeente verzelfstandigen, Zo'n verzelfstandigde positie van de kerk maakt van de kerk de wortel zelve terwijl Paulus - in de Romeinenbrief - de wortel juist definieert als liggend in het verbond van God met Israel: "niet gij draagt de wortel maar de wortel draagt u"!
Zoals gezegd, jij bent juist degene die de kerk verzelfstandigt als apart organisme. Terwijl ik op grond van de Schrift de gemeente, de kerk, geheel in het verlengde zie van het OT Israël. Zij is begonnen in Israël op de Pinksterdag te Jeruzalem, of misschien zelfs al eerder, tijdens Jezus' omwandeling op aarde, en de gelovigen uit de heidenen zijn in die gemeente ingelijfd. De gemeente heeft haar wortels dan ook al veel verder terug dan de Pinksterdag, ze gaan terug op de gelovige vaderen, op het ware Israël.
Dies schreef:Daarbij is het heel belangrijk om een tekst de bezien vanuit de achtergrond van de bijbel-schrijver. En dan is er dus sprake van een Joodse achtergrond. Belangrijk blijft dus vooral de link met de Tenach. Dat was de bijbel van de Apostelen.
Inderdaad. En daarom staat Rom. 9-11 niet als Fremdkörper in de Schrift, maar als integrerend bestanddeel hiervan. Het geheimenis waar Paulus over spreekt is de ‘wijze’ waarop de OT profetieën hun vervulling vinden. Namelijk, dat er, ondanks dat het grootste deel van de Joden Christus verwerpt, er toch een ‘heel Israël’ zal zijn.
Dies schreef:Dan zou er staan dan daarna. Maar er staat alzo. We moeten letten op de contrasten in de tekst. En dan valt op dat Israel valt en weer opstaat. Dit zijn bijzonder belangrijke motieven in de tekst van Rom 9-11.
Hierbij gaat het om individuen, niet om Israël als volksgeheel, laat staan als nationale staat.
Dies schreef:Bij een dergelijke verklaring vraag ik me echt af wat men dan wel verstaat onder vervangingstheologie. Wat hierboven staat betekent toch in helder Nederlands: de kerk is in de plaats van Israel gekomen? Ik kan er heus niets anders van maken. Nergens lees ik dat trouwens in de bijbel hoor! Ook vooral dus niet in het Nieuwe Testament: dat de naam Israel op een of andere wijze geldt voor de christelijke gemeente uit de heidenen.... Dat soort zegswijze kan slechts op vooringenomen wijze in de bijbeltekst worden ingelegd. De redeneertrant die je nu hanteert heeft zonder meer tot gevolg dat je in het ene geval Israel moet lezen als echt Israel en in het andere geval als kerk. Dat is volslagen willekeur!
In een dergelijk geval zou Paulus absoluut niets recht te zetten hebben gehad bij de gemeente van Rome! Dan hadden ze daar gewoon het gelijk aan hun kant en bij Paulus iets recht te zetten!
Ik heb boven al aangegeven: 1. dat de gemeente in het verlengde ligt van OT Israël, 2. dat “niet Mijn-volk” tot “Mijn-volk” is gemaakt.
Wat Paulus recht had te zetten, was dat de heidenen zich verhieven boven het ongelovige Israël. Dat mocht niet en dat mogen wij ook niet.
Dies schreef: Maar hoe kan je nu zeggen dat de vervulling volledig is? Moet er nog niet heel veel gebeuren wat verband houdt met de eind-vervulling? Inderdaad! Het is allemaal voorzegd in de Apostolische geschriften. Maar blijkbaar moet er nog heel veel misverstand worden opgeruimd alvorens de woorden van de Schrift zonder enige heidense bedekking (we hebben de Joden niets te verwijten) gelezen kunnen worden.
Ik zie er naar uit!
Er moet inderdaad nog meer gebeuren. Zie 2 Petr. 3:13.
En wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont. Dát zal de uiteindelijke vervulling zijn van de beloften van het vrederijk. Maar die vervulling vindt plaats ná de “dag Gods, in welke de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten”.
Dies schreef: Dat is nu eenmaal een zeer intieme zaak.
Het heil voor de gelovigen uit Israël is geen ander heil dan voor de gelovigen uit de gemeente. En Israël (etnisch gezien) kan alleen heil verwachten wanneer het tot geloof in Jezus komt en derhalve aan de gemeente wordt toegevoegd.
Dies schreef:Bij dit alles moeten we in het oog houden - Paulus benadrukt het nog extra - wij zijn vreemde takken, terwijl de originele takken dat niet zijn. En met betrekking tot de weggebroken takken staat er de belofte dat ze opnieuw geënt worden.
Hoe vreemd de takken ook zijn, we horen er toch echt bij. En de weggebroken takken zullen alleen opnieuw worden ingeënt wanneer ze “in het ongeloof niet blijven”.
Dies schreef: Maar de verbonden als zodanig blijven een strikt joodse aangelegenheid. Joden blijven in die positie ook gebonden aan de wet van Mozes vanwege de andere verbinding van dat volk met haar Messias in vergelijking met die tot ons heidenen. Je kan de Messias namelijk niet los denken Israel: Messias en volk zijn één! Jezus spreekt dan ook in die collectieve zin: het betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen.
Dit is een onbewezen stelling. Er is geen andere binding met Christus en met dat ‘ons’ bedoelt Christus in elk geval niet Zichzelf en de óngelovige joden. Van de laatste neemt Hij uitdrukkelijk afstand in de Evangeliën en, door de apostelen, in Handelingen.
Dies schreef:De wetsvervulling door het volk - je mag wat mij betreft ook lezen 'de rest van het volk' - wordt zodoende gekwalificeerd als navolging van de Messias. De volkomenheid van de vervulling van de wet door de Messias wordt in die weg en in de weg van de vervulling waar Paulus op doelt uiteindelijk op het conto geschreven van heel Israel. Wij als heidenen zijn eveneens verbonden met Israels Messias, maar die verbinding is van een andere aard: de vervulling van de wet door Christus wordt ons om niet geschonken. Maar wij staan nog steeds in een andere positie tot Israels Messias. Wij blijven vreemde loten. Wij zijn 'dichtbij gekomen', maar die positie blijft onderscheiden van de unieke binding van de Messias met Israel. Die blijft voor ons een geheimenis.
Je redeneringen worden steeds vreemder. Lees Rom. 4:2. “Want indien Abraham uit de werken gerechtvaardigd is, zo heeft hij roem, maar niet bij God. Want want zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid.” In dit hoofdstuk wordt Abraham een vader genoemd “van allen die geloven in de voorhuid zijnde”, “en een vader der besnijdenis,
namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook wandelen in de voetstappen des geloofs van onze vader Abraham”. Met name die laatste woorden laten van heel jouw theorie geen spaan heel.
Wat mij betreft, was dit de laatste bijdrage in de discussie.