refo schreef:En de doop?
Maar dat zeg ik ook precies: het Avondmaal versterkt het geloof.
Het ging hier toch over zekerheid? Rom 8 spreekt daarvan. Niet af en toe, maar altijd. Waar baseert Paulus dat op? De Geest getuigt (door het Woord) met onze geest. Het Woord is zeer vast.
Maar als je zekerheid wilt die meetbaar is moet je bv Gal 5:22 eens lezen.
Voor de doop geldt voor mij hetzelfde als voor het avondmaal. Alleen de eenmaligheid doet je er minder bij stilstaan. Gelukkig herinneren de predikanten er nog wel eens aan.
Er staat niet dat de Geest enkel door het Woord getuigt.
Galaten 5:22 ben ik ook mee eens hoor. Alleen de exclusiviteit die jij bij het Woord legt kan ik echt niet waarderen. Goed dat je tegen uitwassen ageert, maar er is ook een directer spreken van de Geest. De Geest is (ook) zeer vast. Jij zet geloven en zien, Woord en Geest tegen elkaar, zet ze maar gewoon naast elkaar.
refo schreef:En voor de zondag heb ik nog wel verduidelijkende lectuur: De Instutie Boek 2, hoofdstuk 9.
Vooral paragraaf 3 is van belang.
En ja, weer die dopers....
Hebr 11:27 trek ik mijn kamp. Als het woordje 'als' er niet stond, ja dan, maar er staat wel 'als'.
Het Woord van God, dat hij (nochtans) geloofde gaf hem zoveel moed, alsof hij de onzienlijke zag.
Wat inhoudt dat Mozes Hem niet echt zag.
Nogmaals: bij geloven is 'nochtans' van belang.
Ha, bijzonder interessant dat je deze paragraaf uit de Institutie noemt. Ik was al van plan deze hier te citeren.
Het eerste deel van die paragraaf moet je niet verkeerd lezen. Calvijn praat daar over de wedergeboorte. Servet zei dat die al geheel verkregen wordt hier op aarde, Calvijn zegt dat het aan Christus gelijk zijn voor later tijd is.
Wat zeg jij als een zin als deze, refo:
"En wij genieten Christus ook niet anders, dan voorzover wij Hem omhelzen, bekleed met zijn beloften". Is dat niet veel te zintuigelijk? Meteen erachteraan schrijft Calvijn:
"En daardoor geschiedt het, dat hij wel in onze harten woont, maar toch wij van Hem weg in den vreemde verkeren; want wij wandelen door het geloof en niet door aanschouwing. En deze twee komen ook niet slecht met elkander overeen, dat wij in Christus bezitten al wat betrekking heeft op de volmaaktheid van het hemelse leven, en toch het geloof een aanschouwen is van de goederen, die niet gezien worden."
Calvijn maakt hier een onderscheid tussen geloven en zien, en tegelijk zet hij het op één lijn. Ik vraag me af hoe jij dit in jouw kamp trekt.
En als we het toch over Calvijn hebben, laten we dan maar meteen Boek I, Hoofdstuk VII, het eind van paragraaf 4 en het begin van paragraaf 5 erbij nemen:
Want evenals God alleen een voldoende getuige is aangaande zich zelf in zijn Woord, zo zal ook dat Woord niet eerder geloof vinden in de harten van de mensen, dan wanneer het door het inwendige getuigenis des Geestes bezegeld wordt. Dezelfde Geest dus, die door de mond van de profeten gesproken heeft, moet in onze harten doordringen, om ons te overtuigen, dat zij getrouwelijk hebben uitgesproken, wat hun van Godswege opgedragen was. En deze verbinding wordt zeer passend uitgedrukt door Jesaja in deze woorden (Jes. 59:21): "Mijn Geest, die op u is, en mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb en in de mond van uw zaad, zullen in eeuwigheid niet wijken." Sommige goede mensen vinden het jammer, dat, wanneer goddelozen ongestraft murmureren tegen Gods Woord, zij geen duidelijk bewijs bij de hand hebben. Alsof de Geest niet daarom een zegel en pand tot versterking van het geloof van de vromen genoemd wordt, omdat zij altijd door vele weifelingen henen weergedreven worden, totdat Hij hun verstand verlicht!
5. Dit moet dus onveranderlijk vastgesteld blijven, dat zij, die door de Heilige Geest innerlijk onderwezen zijn, volkomen rust vinden bij de Schrift, en dat deze haar geloofwaardigheid in zichzelf heeft, en niet onderworpen mag worden aan bewijsvoering en redenering, en dat ze niettemin de zekerheid, die ze bij ons verdient te hebben, door het getuigenis des Geestes verkrijgt. Want ook al verwerft zij zichzelf door haar eigen majesteit eerbied, zo grijpt ze toch ons eerst dan ernstig aan, wanneer ze door de Geest in ons harten verzegeld is.
Nogmaals over Heb 11:
Maar refo zegt veel meer dan dat hij de term zien niet wil gebruiken. Hij wil ook de vergelijking met zien (zoals in deze tekst door Afgewezen gepost), niet maken. Zijn punt is zelfs dat die vergelijking nergens op slaat, want het geloven is volgens hem pertinent geen zien. Nu zie hier, de bijbel maakt de vergelijking wél! Je zegt dat geloven en zien tegenpolen zijn. Het voorbeeld uit Heb geeft al aan dat dat het niet is.